De Franse schrijver Michel Tournier, die in 2016 op 91-jarige leeftijd overleed, schreef een klein, maar indrukwekkend oeuvre, waarvan De elzenkoning (1970) de bekendste titel is. Lang werd Tournier genoemd voor de Nobelprijs. Tegenwoordig zijn in Nederland zijn boeken alleen nog antiquarisch te verkrijgen. Tournier studeerde filosofie en begon pas op latere leeftijd te schrijven. Behalve de filosofie spelen ook wereldliteratuur, bijbelverhalen, legenden, sprookjes en mythen in zijn boeken een belangrijke rol. Zo is zijn debuut Vrijdag of Het andere eiland (1967), dat verscheen toen hij 42 was, gebaseerd op het verhaal van Robinson Crusoe. Tournier geeft aan al die verhalen een nieuwe draai, volgens hem dé manier om ze levend te houden.
De forie
In De elzenkoning worden diverse mythen en legenden op ingenieuze wijze met elkaar verbonden. Allereerst natuurlijk Goethes ballade Die Erlkönig, die door Schubert op muziek werd gezet. Hierin voert een vader zijn zoon mee op zijn paard. Het kind, waarschijnlijk doodziek, wordt gelokt door de elzenkoning. Zijn vader probeert het angstige kind gerust te stellen; bij aankomst blijkt het echter dood. Een ander belangrijk verhaal is de legende van Sint-Christoffel, die het Christuskind een rivier overdroeg en de legende van de vijftiende-eeuwse Portugese conquistador Alfonso d’Albuquerque, eveneens een kinddrager.
De forie, het dragen, in het bijzonder van een kind, is het belangrijkste onderwerp van het boek. Er komen nog vele andere dragers langs, zoals postduiven (boodschappen) herten (geweien), paarden (ruiters), fietsen en auto’s (berijders). Aanvankelijk wilde Tournier het boek La Phorie noemen, maar dit vond zijn uitgever niet commercieel genoeg.
Tekens en symbolen
Tournier verweeft deze drie verhalen met het levensverhaal van hoofdpersoon Abel Tiffauges, een simpele garagehouder uit Parijs, die gaandeweg het boek mythische proporties krijgt. Tiffauges is net als zijn bijbelse naamgenoot een herder, een nomade. Zijn naam ziet hij als een teken. Tiffauges heeft namelijk het bijzondere vermogen tekens en symbolen te herkennen, die nieuwe, bevrijdende gebeurtenissen inluiden en hem de weg wijzen op zijn levenspad. Intussen stevent hij af op een onafwendbaar noodlot.
Deze duistere tekens en symbolen beschrijft hij in zijn ‘sinister dagboek’. Bijvoorbeeld die uit zijn jeugd in het internaat Sint-Christophorus. Gepest door zijn leeftijdsgenoten vindt hij onverwacht steun bij de zoon van de conciërge, niet toevallig Nestor geheten, die zijn leven richting geeft. Nestor is zowel fysiek als geestelijk een reus die hem als het ware draagt. Als hij omkomt bij een brand voelt Tiffauges dat Nestor in hem voortleeft. Hij verandert van een schriel ventje in een reus van een kerel: van gedraagde wordt hij drager. Dit soort omkeringen of inversies spelen een belangrijke rol in het boek. Hierdoor komt de werkelijkheid, die volgens Tournier niet eenduidig is, in een ander licht te staan, niet zelden kwaadaardig: de drager wordt gedood door wie of wat hij draagt. Denk aan Christus die het kruis moest dragen waaraan hij stierf. Tournier schept door al die in elkaar grijpende verhalen en inversies een magische wereld.
Realisme
De romanwerkelijkheid overtuigt onder andere door de vele details. Tournier hechtte sterk aan feiten en deed voor elke roman uitgebreid (veld)onderzoek, net als negentiende-eeuwse naturalistische schrijvers als Zola die zijn grote voorbeelden zijn. De paradox is dat de zeer realistische beschrijvingen zorgen voor een surrealistisch resultaat. We lezen uiterst precieze verhandelingen over bijvoorbeeld verschillende soorten hertengeweien, nazirangen en uitverkoren rassen. De elzenkoning staat vol onvergetelijke, soms gruwelijke scènes. Daarbij staan verheven (zoals heraldiek) naast laag-bij-de-grondse onderwerpen (bijvoorbeeld coprologie: het lezen van uitwerpselen). En dat alles in een glasheldere stijl, voortreffelijk vertaald door Jenny Tuin.
Kinderen
Als ‘drager’ zijn kinderen voor Tiffauges het allerbelangrijkst in zijn leven. Ze zijn behalve de belichaming van de onschuld het toppunt van schoonheid en intelligentie. Ze kunnen zich echter ook tegen hem keren. Een minderjarig meisje beschuldigt hem ten onrechte van verkrachting en voor Tiffauges dreigt een lange gevangenisstraf. Maar dan breekt de Tweede Wereldoorlog uit en zijn gevangenisstraf wordt omgezet in een dienstplicht: in de frontlinie zou hij ongetwijfeld snel omkomen. Tiffauges wordt echter krijgsgevangene gemaakt en maakt zich vervolgens nuttig, om te beginnen als chauffeur en monteur.
Daarna volgt een opmerkelijke opmars binnen het Duitse leger. Helemaal opgaand in zijn eigen bezielde verhaal gaat Tiffauges volledig voorbij aan moraal en vijanddenken. Het levert fascinerende Indiana Jones-achtige avonturen op, tegen de achtergrond van het jachtslot van nazi-kopstuk Hermann Göring en een zogenaamde ‘Napola’, een militair SS-opleidingsinstituut voor jongens, in het voormalige Oost-Pruisen (nu Polen). Tiffauges begint en eindigt dus in een internaat. Nu ronselt hij echter jongens, op zijn beurt gedragen door zijn paard Blauwbaard, de naam van een kindermoordenaar: al deze jongens worden opgeleid tot kanonnenvoer.
Zo goochelt Tournier voortdurend met begrippen, verwijzingen en symbolen. Het knappe is dat dit nergens gekunsteld of afstandelijk overkomt: De elzenkoning is een gloedvolle, organische roman en Tournier natuurlijk een geweldige schrijver. Dit absolute meesterwerk zou – net als al zijn andere, even magische boeken, zoals De meteoren en De gouden druppel – opnieuw moeten worden uitgegeven.
Bronnen:
– De elzenkoning, Michel Tournier. Meulenhoff, Amsterdam, 2010 (tiende druk). Vertaling: Jenny Tuin.
– Een vlaag van bezieling, een autobiografie, Michel Tournier. Meulenhoff, Amsterdam, 1994. Vertaling: Jeanne Holierhoek.
– Het verontrustende proza van Michel Tournier en In gesprek met een ‘geslaagd monster’, Rudi Wester. Literair Moment. Meulenhoff, Amsterdam, 1987.