Het is mij overkomen

Dat in de nacht voor Pasen de halve servieskast uit elkaar was gevallen waardoor porseleinen borden, die we weliswaar niet dagelijks gebruikten maar onmisbaar waren omdat ze uit onze Portugese tijd kwamen, in scherven op de keukenvloer lagen, verdroeg ik. Om de bewerkelijke paastaart, de broodkuikens en pistachechocoladeplak naar recept van Ottolenghi, die in de kast stonden en nu bezaaid waren met minuscule glassplinters, kon ik wel janken, maar deed het niet. Dat kwam door het zonlicht dat vanuit het oosten door het keukenraam naar binnen viel, recht op de keukenvloer waar de glas- en porseleinen splinters glinsterden als geslepen diamant. We maakten een foto, legden de scherven in een mand voor later. Ik bracht de baksels naar de vuilcontainer.

Met de hele familie vertrokken we met kleden, opklapstoelen, manden met servies, tassen gevuld met pasteitjes, brood en salades in verschillende auto’s naar een bos in de buurt van Oeken. Dat we ons verkeken hadden op de loopafstand van parkeerplaats naar de beoogde picknickplek, was niet erg. Terwijl de hengsels van de tassen in onze handen sneden, we ons vertilden aan aardewerken schalen met aardappelsalade, klaagden we niet. Ook niet toen we vermoeid  van het verstoppertje spelen, amechtig van het vele eten aan het eind van de dag onszelf terugsleepten naar de auto’s. Waarna het uitpakken thuis begon, een roes van vrolijkheid nog doorspeelde, het verdelen van de overgebleven etenswaren, de afwas en daarna rozig naar bed.

Dan in bed het nieuwe boekenprogramma nog even terugkijken. Niets zo verfrissend als een goed boekenprogramma. Er was een opname bij een buitenboekenkastje met een bundel van J.C. Bloem. De presentator las daaruit zijn ‘lievelingsgedicht’. Hij las het zo voor dat het gedicht geen gedicht meer leek. Toen ging de presentator naar binnen waar aan de bar een schrijver zat die werd begroet als ‘debutant van het jaar’. Dat de debutant vorig jaar al bij Brommer op zee te zien was geweest, bevreemde me, alsof er een tekort was. Deze debutant had al te vaak dezelfde vragen gehoord, de antwoorden lieten zich niet meer veranderen, klonken als pulp. De begroeting ging zo:

‘Leuk dat je hier bent.’
Debutant: ‘Hartstikke mooi!’
‘Hoe is het met je?’
Debutant: ‘Hartstikke leuk dat ik hier ben.’
‘Hoe is het na je dit boek hebt geschreven?’ (sprak de presentator), het boek schuddend omhoog gehoudend, zoals met een pak hagelslag als je wilt weten of er nog hagelslag in zit.
Debutant: ‘Moeilijk bij te benen, mentaal, en emotioneel. Er komt veel op me af.’
Het klonk geforceerd, alsof er was afgesproken dat hij moest benoemen dat er veel op je afkomt als je debuteert (spoiler voor niet doorgebroken schrijvers). 

De presentator vervolgde, ‘Als collega-schrijver weet ik dat een eerste zin altijd heel belangrijk is.’ En leest die eerste zin aan de debutant met geknepen stem voor. De debutant glimlacht verkrampt, zegt over zijn eigen zin: ‘Een hele mond vol.’, daarmee zijn werk ridiculiserend. Kenmerkend voor het hele programma, het omlaaghalen van, ja, van wat eigenlijk. Van het elitaire lezen naar het niveau van laaggeletterdheid brengen?

Daarna zat er een dichter aan de bar, was de presentator zonder winterjas. De dichter werd in krap een minuut geïnterviewd. Waarna hij een gedicht mocht voordragen. Ach, toen sloeg de droefheid toe. Die dichter kwam niet tot zijn recht. Er was teveel gedoe, teveel aankleding, teveel aan zoemende muziekgeluiden, niet afgemaakte songs. Met publiek dat van poëzie niet opgewekt werd, maar wel onder de indruk van een ‘niet doorgebroken’ schrijver. Die een abominabel fragment voorlas, in de hoop dat een ‘traditionele’ uitgever haar boek zou willen uitgeven. De presentator tegen de niet doorgebroken schrijver over debuteren, waarbij hij nogmaals zichzelf als schrijver opvoert: ‘Het is mij overkomen, het is Gijs [de debutant] overkomen. Wat denk je dat je dan te wachten staat als dat gebeurt?’ 

Toen verdroeg ik het niet meer. Ik jammerde dat alles kapot ging. Dat niemand van de pistachechocolade had kunnen proeven. G zei, wat is er nu? Ik jankte, ‘Waarom is het zo moeilijk een goed boekenprogramma te maken. Gewoon een tafel, stoelen, wat stapels boeken en steeds een andere schrijver. Waarom laten ze een schrijver tweemaal debuteren in een boekenprogramma, waarom letten ze daar niet op? Waarom moest de presentator een winters gevoerde jas dragen. En waarom die verzamelaars, ik hou niet van verzamelaars, ze zijn zo voorspelbaar’, brulde ik, ‘Het stelt allemaal niks meer voor’. G klapte de laptop dicht, ik kroop diep onder het dekbed. Najammerend dacht ik aan dat mooie servies uit Portugal, aan hoe ver je als schrijver wilt gaan om je boek te promoten. Zouden er schrijvers zijn die bedanken voor een optreden in dit boekenprogramma? En ik wist dat als ik iets had uit te geven, dat nooit bij een ‘traditionele’ uitgever zou doen. Doe mij maar een gewone.

 

 


inge meijerInge Meijer is een pseudoniem, reist met het OV om te lezen.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: