Voor deze decemberrubriek koos ik drie maal twee boeken die ik afgelopen jaar na elkaar las, en die in mijn hoofd met elkaar in gesprek gingen. Eigenlijk net zoals in de tweewekelijkse columns die ik voor Literair Nederland schrijf, en die iemand eens raak ‘dubbele blogs’ noemde: in dat geval literatuur die de dialoog aangaat met muziek. Achtereenvolgens twee romans, twee dichtbundels en twee non-fictieboeken.
1.
Kort na elkaar verschenen twee romans van de hand van Amerikaanse auteurs die ‘onder de grond’ spelen: De ondergrondse spoorweg van Colson Whitehead en De onderwereld van Kevin Canty. Het laatstgenoemde boek las ik voor Literair Nederland, het eerste nam ik ernaast ter hand.
Het was vooral het boek van Whitehead dat grote indruk maakte. Het gaat over een vlucht van de minderjarige Cora en de oudere Caesar met behulp van de Ondergrondse Spoorweg, door tunnels van duisternis. Het is een magisch-realistische verbeelding van een ondergronds netwerk van antislavernij-activisten.
Dat wil niet zeggen dat ik ook niet heb genoten van het boek van Canty. Het verhaal van de mijn, het verhaal van een mijnramp wordt, hoe zwart op zich ook, immers in prachtige taal verwoord. Zoals het moment waarop Ann haar overleden man Malloy moet identificeren:
‘Ja, het is Malloy, maar niet degene die ze kent. Onder het vuil ziet ze een geelbleke huid en een angstige blik in opengesperde ogen. De dood heeft hem veranderd in een ding dat ze nooit eerder heeft gezien. Een ding. Terwijl ze in het harde licht neerkijkt op dat gezicht, weet ze dat ze iets ziet wat haar de rest van haar leven zal bijblijven. Gedaanteverandering door de dood. Teruggehaald.’
Beide boeken zijn een alternatieve, allegorische, zwarte geschiedenis van verschillende vormen van slavernij. En vooral van sterke karakters. Om de hoop niet te verliezen in een wereld waarin onderdrukking in welke vorm dan ook helaas nog steeds aan de orde van de dag is.