We schrijven 1877: de jonge soldaat Gaspar is op zomerverlof en brengt zijn dagen door in de fictieve stad Mestopes. Hij ontmoet Lyssa, de vrouw van krantenmagnaat Viktor, en valt volledig voor haar. Niet enkel het standsverschil bemoeilijkt de zaak: het is voor Gaspar van belang dat hij in de gratie blijft bij Viktor, die hem een mooie toekomst kan bezorgen als hij eenmaal uit het leger treden kan.
Deze debuutroman van Hofland ademt het aristocratische Rusland zoals we dat ook vinden in de werken van de grote Russische meesters, maar wordt nergens een imitatie. Wellicht is dat ook de reden waarom de schrijver zijn laat plaatsvinden in een fictief land en een fictieve stad (Mestopes). Hij kan de realiteit naar zijn hand zetten en hoeft zich niet aan lange beschrijvingen van tijd en ruimte te wagen om de lezer te overtuigen. Hier wordt een landschap gecreëerd waarin de grote thema’s (wanhoop, liefde, dood) zich als vanzelf inpassen. Hofland raakt zijn grote voorbeelden aan (het duel dat zo pregnant aanwezig is bij Poesjkin, de naam ‘Lyssa’ die verwijst naar de Griekse godin van de razernij/hartstocht en in de tragedie zo vaak oorzaak was van ellende, de soldaat-journalist zoals we die zien bij Paustovski), maar doet dit niet letterlijk. Het is aan de lezer er zijn eigen Grote Verhaal van te maken en zijn eigen leeservaringen erbij te betrekken. Een bijzonder elegante roman, die meesleept zoals de Russen dat zo goed kunnen. Net als een Nederlandse debutant, zo blijkt.