Er stond dit weekend een interview met schrijver en journalist Geae Schoeters in de Volkskrant over de literaire canon. Ze zei veel dingen die ik onderstreepte, omcirkelde. Dit bijvoorbeeld, ‘de mechanismen die achter de voorkeur voor mannelijke auteurs schuilgaan.’ En dat vrouwen meer dan de helft van de wereldbevolking uitmaken, de grootste groep lezers zijn. ‘Als je de wereld nooit door de ogen van vrouwen ziet, ontbreekt een belangrijk perspectief.’ Dat het niet een kwestie van kwaliteit is dat enkel mannelijke auteurs gekozen worden als er lijstjes moeten worden opgesteld, maar dat dat het gevolg is van een mechanisme. En wist u dat werkbeurzen voor mannen hoger zijn dan voor vrouwen? Dat er in deze eeuw (2007) nog werd gezegd dat vrouwelijke auteurs het ‘alleen over onbetekenende wissewasjes en relatieproblemen hebben’. Het is duidelijk dat er iets moet gebeuren om vrouwelijke auteurs op gelijkwaardige voet mee te laten klinken in de canon van de literatuur. Hier aangekomen, keek ik op. Hoeveel vrouwelijke schrijvers staan er eigenlijk in mijn boekenkast?
In den beginne was er het lezen. Of het door een man of vrouw was geschreven maakte niet uit, toch? Of regeert daar het mechanisme. Ik las alles van Brouwers, Philip Roth, Van der Heijden, omdat ik ze goed vond, hun wereld wilde doorgronden. Of was het omdat ze prominent aanwezig waren in de literaire katernen van opiniebladen en kranten? Ik las ook alles van Natalia Ginzburg, Connie Palmen, Colette, Josepha Mendels, Frida Vogels, later Marja Pruis, Miek Zwamborn, omdat ik ze goed vind, een klankbord zijn. Dat de dingen van twee kanten bekeken pas tot leven komen. Zoals Gummbah gisteren een lesbisch stel op leeftijd futloos afbeeldde met de tekst: ‘Zonder een man in hun leven om alles uit te leggen, bleef het bestaan voor de lesbische Fleur en Anita één groot raadsel.’ Kunnen we twee dikbuikige intellectuele mannen (niet per se homo) neerzetten met de tekst, ‘Zonder boeken van vrouwen deed het bestaan voor Anton en Henk zich voor als een flatbread.’
Ik nam een A-viertje en noteerde: Pearl Abraham, Karin Amatmoekrim, Christine Angot, Margaret Atwood, Arita Baaijens, Leonieke Baerwaldt, Maria Barnas, De Beauvoir, Hanna Bervoets, Julia Blackburn, Gerda Blees, Amy Bloom, Bianca Boer, Beitske Bouman, Madeleine Bourdouxhe, Désanne van Brederode, Maeve Brennan, Christine Bringreve, Edna O’Brien, Emily Bronte, Carry van Brugge, Andreas Burnier (luister naar de Fixdit podcast), A.S. Byatt, Dulce Maria Cardoso, Emma Cline, Justine le Clercq, Maryse Condé … Het houdt niet op.
… Colette (zicht op de wereld door een venster), Costello, De Coster, Cusk, Daanje, Davis, Didion, Dillard, Ditlevsen, Van Doornik (kijk uit naar haar tweede boek), Douwesz (snak naar een nieuw boek van haar), Van Dullemen, Duras (de onschuld), Buchi Emecheta, Anna Enquist, Anne Enright, Yolanda Entius (haar eerste boeken vond ik geweldig), Annie Ernaux, Janet Frame, Jenny Erpenbeck, Maggie O’Farrel, Deborah Feldman, Mira Feticu (de vertwijfeling in haar boeken), Max Februari (toen hij nog ‘Marjolein’ heette).
Ik nam een nieuw blaadje, en nog een, noteerde tweehonderdachtenvijftig namen van schrijfsters, ik was ronduit verbaasd. Alsof er goud in mijn kast stond en ik wist het niet. Je moet jezelf en anderen erop wijzen om iets zichtbaar te krijgen, altijd, hoe dan ook. Dit omcirkelde ik nog: ‘Lees vrouwen, leg ze op een mooie plek (…). Noem hun namen en blijf ze noemen.’ Dat ga ik de komende weken in deze columns doen, een werk laten klinken van elke vrouw in mijn boekenkast.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over wat zich in de kantlijn van de literatuur begeeft.