Herinnering aan ballonnen

Toen ik vier was, vierde mijn basisschool zijn tienjarig bestaan met een ballonnenwedstrijd. Samen met de andere kinderen van mijn school stond ik op het schoolplein met een zwevende ballon met een kaartje eraan waar mijn naam en adres op stonden. Het touwtje strak in mijn vuist geklemd, wachtend tot we allemaal tegelijk onze ballon de lucht in mochten laten gaan. Als mijn ballon het verst van school gevonden zou worden – en de vinder was zo vriendelijk het kaartje met mijn naam terug te sturen – won ik de wedstrijd. Enkele dagen, weken, ik weet niet precies hoe lang later, lag het kaartje in onze brievenbus. Mijn oom en tante hadden het gevonden in de Belgische Ardennen. Daarmee was mijn ballon niet alleen het verst gekomen, maar had hij ook het dichtst bijzijnde familielid van de eigenaar getroffen. Of ik een prijs kreeg weet ik niet meer; het staat me bij dat de deadline al verstreken was, maar dat ik me evengoed bijzonder voelde.

Toen ik twintig was, luisterde ik in het Utrechtse Academiegebouw naar forensisch psycholoog Willem Wagenaar, die uitlegde hoe je valse bekentenissen kunt uitlokken door mensen herinneringen aan te praten. Dat dit mogelijk is, was aangetoond met een experiment waarbij mensen de opdracht kregen aan de hand van jeugdfoto’s over hun herinneringen te vertellen. Op één foto, die er stiekem tussen was gestopt, stond een luchtballon. De meeste proefpersonen konden zich, terecht, niet herinneren dat ze ooit een ballonvaart hadden gemaakt. Maar toen ze enkele maanden later opnieuw werden bevraagd, had een aanzienlijk aantal deelnemers inmiddels een levendige herinnering aan een ballonvaart gefabriceerd.

Aan deze twee gebeurtenissen moest ik vorige week denken bij de presentatie van de verhalenbundel van David Troch, Rue des Regrets, bij boekhandel Limerick in Gent. Troch las, onderwijl een witte ballon steeds groter opblazend, een verhaal voor over een ballonnenwedstrijd waarin de hoofdpersoon fantaseert over een oude eenzame man in Oost-Duitsland die de ballon met zijn kaartje eraan ziet hangen in de perelaar in de achtertuin en zich gedwongen ziet een ladder te lenen bij de buren om de ballon uit de boom te bevrijden. Om vervolgens het kaartje terug te sturen naar de hoofdpersoon, die het weliswaar veel te laat ontvangt, maar toch de morele winnaar van de ballonnenwedstrijd wordt. Dat wil zeggen, ik geloof dat de Oost-Duitse man in het verhaal het kaartje terugstuurt, maar helemaal zeker ben ik niet.

Ik zou natuurlijk het boek erop kunnen naslaan om te controleren of het klopt. Ik zou ook mijn ouders kunnen opbellen om te vragen of mijn ballon inderdaad het verste kwam en gevonden werd door mijn oom en tante in de Belgische Ardennen. Maar ik blijf vandaag liever even bij het al dan niet juist herinnerde en bij het niet minder aangename en met David Troch gedeelde gevoel bijzonder te zijn. Omdat een kaartje met mijn naam en adres erop helemaal naar een ander land is gezweefd om daar te getuigen van mijn wel heel bijzondere bestaan.

 


Gerda Blees debuteerde in 2017 met de verhalenbundel, Aan doodgaan dachten we niet. In april 2018 debuteerde ze met de dichtbundel, Dwaallichten.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Gerda Blees: