Herinnerde verhalen

Vorig jaar december bracht de post een boekje met drie kerstverhalen. Ik las ze direct, het waren uitzonderlijke verhalen, zonder kerstboodschap. Het ene verhaal, hoewel triest, ook wel grappig. Het andere onhandig en het derde ronduit verdrietig. Gisteren stond ik er weer mee in handen. Ik dacht aan het wel grappige verhaal, aan de man en de vrouw. Ze zitten in een getekende antieke auto. In de wielen met spaken zit een slag. Ze zijn op weg naar de Elzas, op de vlucht voor kerstverplichtingen. Beiden kijken stuurs. Hun relatie is een duwen en trekken. ‘We hadden een LAT-relatie die zich al jaren voortsleepte zonder dat we er een einde aan wisten te maken.’ Ze logeren in drie verschillende hotels. Gezellig is het niet, het stinkt er. In elk hotel dezelfde stank, steeds sterker, dat wel. ‘We vonden een pittoresk hotel in Beaune. Maar daar was die gore lucht weer, die intussen tot een ziekmakende stank was toegenomen.’ Alsof ze het bij zich droegen. Die relatie komt tot een eind. Dat is het grappige van dit verhaal. ‘Ik schonk mezelf een glas vin jaune in en dacht: dit wordt een heerlijke kerst.’

In het onhandige verhaal gaat een meisje met haar vriendinnetje voor kerst bij minderbedeelden op bezoek. Ze weten niets van armoede. Met een kerstboompje, een tas vol etenswaren bezoeken ze een vrouw. ‘Daar zat de oude vrouw. Achter haar zagen ze een bruin gordijn, daar zou de slaapkamer wel zijn.’ Er hing een benauwende lucht in de kamer, ‘van ongewassen lijven, urine, afval, bedorven eten en smerige kleren, schimmelig, aards en ziltig tegelijk, een zurige, vettige, onbekende lucht die als een bruine, onzichtbare mist in de kamer hing en alles bedekte.’ Ze wilden zo snel mogelijk die kamer weer uit, maar vragen of ze iets kunnen doen. ‘Afwassen, of de vloer vegen of zo.’ Ze mogen water halen. ‘Er stonden twee emmers bij de deur, ze pakten de emmers en gingen weer de zes trappen af, en met volle emmers weer naar boven. “Bedankt” zei de vrouw.’  Zo gauw de meisjes buiten waren, de eerste indrukken van zich afgerend hadden, vergaten ze de vrouw die later door de schrijver van dit boekje weer herinnerd werd. Op de tekening staan twee onhandige meisjes midden in het kamertje, de oude vrouw op de voorgrond, de rug naar hen toe.

Het meest moest ik denken aan het verhaal van een meisje dat met haar ouders  in een stad aan zee woonde. Zomers gaan ze zwemmen. De vader met het meisje om zijn hals hangend. ‘ze hield hem goed vast, maar het water stroomde tussen hen in en ze zweefde hoog op het schitterende water’. De vader werd ziek, de oorlog achtervolgde hem. Er werd een nieuw medicijn op  hem uitgeprobeerd, cortisone. Toen werd de vader opgenomen. Het vrolijke kerstfeest wilde niet komen. De moeder huilde, het meisje ook. De schrijver ziet, ‘nu ik ouder word zijn de herinneringen veel scherper. De beelden komen dichterbij, ik maak het steeds opnieuw mee, steeds weer, als het tienjarige meisje dat ik toen was en tegelijk als de vrouw die ik nu ben.’

Met kerst bezoekt dat tienjarige meisje haar vader. ‘Het rook vreemd in de kamer, weeïg en zoet en naar iets wat aan het rotten was. De lucht van de dood. (…) De lucht zette zich in mij vast, alsof die mij iets wilde vertellen.’ Verhalen aangezet door stinkende geuren. Stank als waarschuwingssignaal voor teloorgang, armoede, de dood. Er staat een getekende, magere vader in streepjes pyjama voor een raam waarachter het sneeuwt. Hij heeft het meisje bij de hand. Het meisje kijkt naar de sneeuwvlokken, de vader kijkt naar het meisje. Rondom hen een getekende kerstkrans van hulstbladeren waarin de dood in de vorm van skeletten als versiering is verwerkt. Dit boekje een kleinood met verhalen die me bijblijven.

 

 

Drie kerstverhalen / Solange Leibovici / tekeningen Elisa Pesapane / Polak & Van der Kamp


Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over alles wat ze leest.

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: