Hélène Nolthenius (1920-2000)

door Menno Hartman

Hélène Nolthenius werd op 9 april 1920 in Amsterdam geboren. Haar moeder was van huis uit katholiek, maar eentje van het nare soort, die borrels drinkt terwijl ze vast, maar wel gauw de fles verstopt als de pastoor binnenkomt. Haar vader kwam uit een antipapistisch milieu en was cellist in het Concertgebouworkest. Hij kon daar echter de druk niet aan en werd classicus. Het gezin woonde in de Helmersstraat in Amsterdam, op zolder, beneden woonden de ouders van Hélène’s moeder. Hélène had geen broertjes of zusjes en aangezien haar moeder op kantoor werkte was ze veel alleen. Dat vond ze heerlijk.

Thuis was er altijd muziek. Hélène had op haar achtste pianoles wat ze verschrikkelijk vond. Zelf zingen daarentegen vond ze prachtig. Haar vader vond haar echter niet begaafd genoeg en afgezien van een paar gevangenisconcerten heeft ze dit nooit doorgezet. Ze kon nu eenmaal beter schrijven dan zingen vond ze later ook zelf. Maar al vroeg wilde ze Rooms worden. Hierin was ze geïnspireerd door haar tante in Indonesië, iemand die ze nog nooit gezien had behalve op foto’s. Mensen in haar omgeving zeiden dat zij op die tante leek. Zij was katholiek. Toen haar tante stierf arriveerde er in huize Nolthenius een doos met boeken en kleren. Die kleren trok Hélène aan en het eerste boek wat ze van haar tante las ging over het leven van Franciscus. Ze was meteen verkocht. Voor haar was het alles tegelijkertijd: Italië, de middeleeuwen, de kerk, God. Franciscus zelf werd haar buurman. Nadat ze in 1938 eindexamen had gedaan mocht ze naar Italië. Ze zag wat ze gelezen had en het werd menens.

Terug in Nederland ging ze naar de franciscanen in Haarlem. Ze zat echter met een probleem. De kerk verklaart de bijbel voor geïnspireerd en vervolgens ontleent de kerk aan diezelfde bijbel haar eigen geïnspireerde leergezag. Dat was een cirkelredenering die Nolthenius dwars zat. Toch liet ze zich dopen en begon met het schrijven van religieuze versjes voor De Gemeenschap.

In 1946 deed ze doctoraalexamen muziekwetenschap en ging bij de KRO op de muziekafdeling werken. Daar ontmoette ze haar latere man. In 1948 promoveerde ze op De oudste melodie van Italië, over de invloed van de franciscaanse beweging op de autochtone muziek van Italië. In 1951 verscheen Duecento, haar zwerftocht door Italië’s late middeleeuwen, gevolgd door Renaissance in mei (1956), over de stad Florence in de 14de eeuw, waarmee ze veel succes oogstte.

In 1958 werd ze hoogleraar muziekgeschiedenis (van de Oudheid en de middeleeuwen tot 1400) aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. Na de eerste vier jaar hoogleraarschap begon Nolthenius romans te schrijven. Addio Grimaldi (1953), Een ladder op de aarde (1966) en Buiten blijven (1966). Ook schreef ze drie historische detectives. Ze spelen – hoe kan het ook anders – in de 14e eeuw. De speurder is de Franciscaan Lapo Mosca bijgenaamd Duedonne, dichter en zanger van vrome én schuine poëzie. Zijn wederwaardigheden staan te lezen in Geen been om op te staan (1978) en Als de wolf de wolf vreet (1980), in 1989 samen heruitgegeven onder de titel Moord in Toscane. In 1991 voegde ze daar Babylon aan de Rhone aan toe, waarin Lapo Mosca naar het pauselijke ballingsoord Avignon trekt. De Mosca boeken zijn zowel in het Duits als in het Frans vertaald. Haar voor de AKO-prijs genomineerde Franciscus-studie Een man uit het dal van Spoleto: Franciscus tussen zijn tijdgenoten (1989) is daarnaast ook in het Italiaans verschenen.

Nolthenius schreef ook nog muziekbiografieën voor de jeugd, hedendaagse detectives w.o. Weekend in Waldegg, verhalenbundels zoals Het Vliegend Haft en ‘gewone’ historische romans, waarvan Voortgeschopt als een steen (1999), over een tweederangs dichter uit de Hellenistische wereld, de meest recente is. Als de musicologe en romanschrijfster Wagenmaker figureert Hélène Nolthenius in deel II van Voskuils Bureau-serie, Vuile Handen.

En haar geloof? In een interview met Huub Oosterhuis waaraan bovenstaande persoonlijke gegevens zijn ontleend zegt zij: ‘Geloven? Ik wantrouw geloof, het is onredelijk, het zijn sentimenten. Martin Buber beschrijft in zijn Chassidische vertellingen, hoe een gestorven rechtvaardige in een droom verschijnt aan zijn vriend en zegt: Von der Stunde seines Todes an gehe er an jedem Tag von Welt zu Welt. Je stijgt en stijgt; wat vandaag onbereikbaar is, heb je morgen alweer achter je gelaten. Dat is de enige hemel die ik me voor kan stellen.’

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Recent

3 oktober 2023

Gehuld in dialect

30 september 2023

Als je stem je wapen is

29 september 2023

Boekenweekgeschenk

28 september 2023

Een uitdaging

Literair Nederland - 10 jaar geleden

07 oktober 2013

Papieren monument voor een kortebaanstilist
Recensie door Adri Altink

Simon Carmiggelt had al een bronzen standbeeld in Amsterdam en was in De Steeg al op een bankje neergezet, nu is er ook nog eens een papieren monument voor hem, met de uitstraling van de boeken uit de Russische Bibliotheek van Van Oorschot.

Dit delen: