Ik vul een enquête in voor een onderzoek naar koopgedrag. Er wordt gevraagd of ik spaargeld heb en zo ja, waarvoor? De keuzemogelijkheden zijn: a. de studie van de kinderen, b. pensioen, c. een vakantie, maar ik besluit te kiezen voor d. anders, en ik vul naar waarheid in, ‘het verzamelde werk van J.D. Salinger’.
Salinger had tot nog toe niet zo’n groot oeuvre dat ik daarvoor mijn spaargeld moest aanspreken: vier romans en wat losse verhalen en die staan al jaren in mijn boekenkast. Holden Caulfield uit ‘The catcher in the rye’ sloot ik weliswaar in mijn hart, maar ik viel als een blok voor de familie Glass uit de overige boeken. Ik was niet de enige, zelden heeft een schrijver zo’n cultstatus gekregen onder zijn talloze fans. Maar Salinger besloot de rest van zijn leven als kluizenaar door te brengen, hij wilde niet meer publiceren en gaf geen interviews. Wel bleef hij schrijven. Na zijn dood in 2010 op 91-jarige leeftijd bleken er een aantal manuscripten in een kluis te liggen, sommige kranten spraken van vijftien in totaal. Wereldwijd ging er een golf van hebzucht door de fans heen, maar helaas, ook deze manuscripten mochten volgens zijn laatste wil niet uitgegeven worden.
Toch gonzen de geruchten dat de zoon van Salinger, die zijn vaders nalatenschap beheert, bezwijken zal voor de druk van de fans, en het grote geld. Binnen vijf jaar, binnen tien jaar? Eén manuscript, of allemaal? Of moet ik ongeduldig wachten tot zeventig jaar na het overlijden van Salinger de auteursrechten vervallen, zoals de Auteurswet bepaalt? Dan zal mijn spaargeld onder mijn eigen erfgenamen verdeeld worden, want 2080 zal ik niet halen.
Maar ik wil die boeken van Salinger hebben, alle vijftien. Ik wil weten hoe het verder gaat met Holden Caulfield en met de familie Glass. Het kan me niet schelen wat het kost, daar spaar ik voor. Ik hoop dat de kinderen van Salinger, hebzuchtig naar de miljarden aan inkomsten, zich haasten hun vaders werk te publiceren. Want hebzucht, daar weet ik alles van.
Dante plaatste de hebzuchtigen in de vierde cirkel van het vagevuur. Ze moeten voor straf met hun gezicht op de grond vastgebonden liggen. Waarom? Omdat je in die houding niet kunt lezen.
‘Wat hebzucht doet, staat hier als afgeschilderd
in ’t lijden van deze omgekeerde zielen,
want niet één straf op deze berg is droever.
Gelijk ons oog zich nooit verhief naar boven,
doch immer aan het aardse bleef gekluisterd,
zo richt gerechtigheid het hier naar onder.
Zoals eens hebzucht onze geestdrift doofde
voor alle deugd en wij niets goeds dus deden,
zo werpt gerechtigheid ons hier voorover,
aan handen en aan voeten als geketend.
En roerloos blijven wij dan ook hier liggen,
zolang ’t behaagt aan de gerechte Meester.’
(vertaling Chr. Kops)
Hettie Marzak is poëzierecensent en schrijft maandelijks een column voor Literair Nederland.