Na de eerder in 2011 verschenen dichtbundel en voor de VSB-poëzieprijs genomineerde Gerichte Gedichten, komt Willem Jan Otten met alweer iets nieuws: De Vlek. Een Vertelling. Niet in proza, maar een roman in verzen. Ooit de normaalste zaak binnen de literatuur (Ilias, Odyssee, Goddelijke Komedie), maar vanaf de 18de eeuw geleidelijk aan in het ongerede geraakt. Al heeft ook de Nederlandse literatuur haar 20ste eeuwse varianten gekend in de vorm van bijvoorbeeld Awater en Het Uur U van Martinus Nijhoff.
De achterflap meldt dat ‘een roman schrijven met de pen die hij als dichter heeft leren voeren’ een voornemen was dat Otten al zijn leven lang heeft gekoesterd. Of hetzelfde verhaal in proza verteld, mij geloofwaardig had toegeschenen is zeer de vraag, maar door de andere wetten die voor poëzie gelden en vooral ook dankzij de vaart die de versvorm eraan geeft, heeft de vertelling haast iets van een pageturner gekregen. Want de verhaalkern is ijzersterk: door een menselijke fout wordt de tragiek van een enkel noodlottig geval per ongeluk over twee mensen uitgesmeerd. Omdat die twee mensen totaal van elkaar verschillen, krijg je twee verschillende manieren te zien om op hetzelfde lot te reageren.
Abel Kans, een thans aan lager wal geraakte maar eens als Aby Chance bejubelde saxofonist, verneemt van de dokter dat hij een vlek op zijn longen heeft. Meteen als hij beseft dat hij verloren is, staat zijn besluit vast: geen vervolgafspraak ‘aan mijn lijf geen polonaise’ en hij verdwijnt. Twee dagen later blijkt echter dat er een vergissing in het spel is: de vlek behoort niet Abel maar een ander toe, een zekere pater Josephsson, iemand uit een medische controlegroep. Beiden trekken verschillende consequenties uit hetzelfde lot. Maar kan dit ‘wonder’ van de verwisseling Abel nog op tijd bereiken, hij heeft immers al gezegd dat hij niet in wonderen gelooft?
Het verhaal wordt verteld door Abels tweelingbroer Ton, die zijn vertelperspectief zo nu en dan verruimt tot dat van een alwetende verteller. Dat valt goed te rijmen doordat Ton als beveiligingsbeambte achter de bewakingscamera’s zit waardoor hem maar weinig kan ontgaan. Tussendoor wordt nog even een vondeling in een achtergelaten sporttas voor een bom aangezien, bevalt de radiologe, die voor de misstap verantwoordelijk is, van een te vroeg geboren zoontje, en wordt geschetst hoe Abel en Ton als negenjarige tweeling het nieuws van de dood van hun moeder ter ore komt: tijdens hun vakantie op Vlieland, op het spoor van de kiekendief. Vanaf dat moment groeit de tweeling uit elkaar, al hebben beiden met de dood van hun moeder hun geloof in wonderen opgezegd. In deze vertelling wordt Ton gedwongen op zoek te gaan naar zijn broer, ‘eenzelvig geworden op het spoorloze af’, om hem te zeggen dat de vlek niet van hem is, dat hij niet dood hoeft…
De vertelling bestaat uit 45 gedichten van uiteenlopende lengte (van tweeregelig tot een gedicht over zeven pagina’s) en van uiteenlopende versvormen. Van hexameter tot haiku. De Proloog is in hexameters, het ritme van Homerus: ‘Ik zing van een man die vandaag op zijn longen een vlek krijgt te zien’. En af en toe keert Otten terug bij deze vorm. Maar even lenig wordt er overgesprongen op een alledaagsere vorm. Zoals in deze vertelling onder andere verwijzingen zitten naar de Bijbel, Nijhoff en Tarkovski (de beroemde kaarsscène uit de film Nostalgia), zo kom je ook YouTube en Sky Radio tegen. Deze vertelling hoeft het niet van zijn waarheidsgehalte te hebben, maar van de toon, het ritme. Zo zou het in een prozaverhaal ronduit belachelijk zijn dat de saxofonist in zijn behandelend arts zijn grootste fan ontmoet, maar in een vertelling als deze komt Otten er op een of andere manier mee weg. Het mag allemaal in poëzie. Zijn toon die los is maar tegelijk ook geserreerd dwingt de lezer zich af te vragen waar hij zelf zou staan in dit verhaal: bij Abel die zijn lot vooruitsnelt of bij de pater die wil weten of er met alles niet een bedoeling is gemoeid? Om de onderlinge verschillen te accentueren is er de nodige symboliek in het verhaal gestopt, worden er wat lijntjes uitgezet. Even slik je als lezer, maar de soepele toon laat echter genoeg speling tussen symboliek en verhaal, genoeg althans om een eenduidige interpretatie uit te sluiten. Ook al heeft pater Josephsson overduidelijk het nodige met Jezus en Lazarus gemeen, Otten trekt het verhaal niet naar een sluitende christelijke interpretatie toe. Aan het eind liggen de hoofdrolspelers keurig naast elkaar op de intensive care. Zij die op sterven liggen en zij die nog met leven mogen beginnen. En zo heeft Otten in ieder geval de versregels: ‘er komt geen einde aan de reis naar het begin // wij afgestevenden op Ithaka, / levenslang op weg naar onze eerste zin.’ op poëtisch verantwoorde wijze waargemaakt.
De vlek
Auteur: Willem Jan Otten
Verschenen bij: Uitgeverij Van Oorschot
Aantal pagina’s: 89 (inclusief cd)
Prijs: € 17,50