11 juli 2023

Fotosynthese 31 – Verloren boek

Fotosynthese door Adri Altink

(klik op de foto om de achtergrond te zien)


Vijfendertig jaar geleden beschreef ik het wonderlijke leven van een onverzadigbare levensgenieter. Een ornitholoog, gezagsuitdager en filantroop bovendien, die het lukte om er in zeventien jaar een enorm familiekapitaal doorheen te jagen. Toen hij als gevolg daarvan eerst onder curatele werd gesteld en later failliet verklaard, ontkwam hij door een truc aan een persoonlijke ondergang terwijl het leven van zijn rentmeester voorgoed geruïneerd bleek.

Deze kleurrijke man was Jan Jacob Luden (1877-1935). Ik hield me enkele jaren bijna obsessief met hem bezig. Toch is hij ook een al lange tijd weer met respect begraven bezetenheid.  Tot de man af en toe opnieuw wordt opgeroepen door een toeval. Dat gebeurde onlangs door het essay Het lijf van de grond dat Wytske Versteeg schreef voor De Gids nr 2023/3. Ze brengt daarin Justus von Liebig ter sprake die halverwege de 19de eeuw experimenteerde met kunstmest, maar later in zijn leven inzag dat die de grond zou uitputten. Hij pleitte sindsdien voor kringlooplandbouw.

Ik zag in gedachten Luden weer in zijn vogellaboratorium zitten. Hij schreef er vanaf ongeveer 1910 zijn boeken met natuurobservaties en onderzoeken naar ingewanden van vogels, werk dat hij samen met zijn taxidermist Eduard Blaauw uitvoerde. Zijn boeken zijn, zij het beperkt, terug te vinden in grote bibliotheken en archieven zoals dat van Naturalis in Leiden.

Tijdens mijn research voerde ik tal van gesprekken met merendeels kinderen van ouders die nog met Luden hadden samengewerkt of contact met hem hadden gehad. Onder hen was een planoloog wiens vader met mijn hoofdpersoon een belangstelling voor archeologie deelde en hem daarover wel eens sprak. Of het een echte vriendschap was, is me nooit duidelijk geworden, maar ik kreeg via zijn zoon wel enkele persoonlijke brieven van Luden in handen. De verwijzing door Wytske Versteeg naar Von Liebig katapulteerde me terug naar de boekenkast van de planoloog. Hij haalde daaruit bij mijn bezoek destijds een dun gedrukt boekje tevoorschijn van slechts vijftien pagina’s, eerder een pamflet, dat hij van zijn vader had geërfd. Het was geschreven door Jan Jacob Luden en getiteld Zijn onze tegenwoordige theorieën over bemesting steekhoudend? Ik stond perplex. Dat Luden tegen gebruik van kunstmest was, wist ik – ik had de bouwtekening gezien voor een kleine fabriek voor natuurlijke mest  (die er nooit gekomen is omdat zijn faillissement zich toen al aankondigde). Maar ik wist niet dat hij zijn ideeën over bemesting ook gepubliceerd had. Ik was het boekje nergens tegengekomen; zelfs een verwijzing ernaar had ik nooit ontdekt.

Ik hield het enigszins verkleurde exemplaar in mijn trillende handen alsof het een onschatbaar kleinood was. De man die het me aanreikte was op dit aandenken aan zijn vader erg gesteld: ik mocht het lenen om het te kopiëren, maar moest het liefst dezelfde dag nog terugbezorgen. Ik las erin hoe Luden als een milieu-activist avant la lettre fulmineerde tegen de vergiftiging van de mens en de bodem door kunstmest zoals die werd aangeprezen in een toen populair handboek, geschreven door een pastoor, H.W. Roes, en uitgegeven door de Boerenstand van Alem, Maren en Kessel. Het boek putte volgens Luden uit het vroege ‘Liebigsche arsenaal’ dat volgens hem hopeloos verouderd was. Daarmee doelde Luden op het gebruik van nitraten door Von Liebig die aanvankelijk inderdaad leidden tot grotere opbrengsten van gewassen, maar op termijn de bodem bleken te verschralen.

Ik zocht wat globale gegevens over Von Liebig op, maar besteedde weinig aandacht aan hem omdat hij te ver af stond van wat ik in de biografie over Luden te vertellen had.

Een jaar of tien geleden vernam ik bij toeval dat de planoloog, die me de opwinding destijds bezorgd had, was overleden. Al ettelijke maanden eerder. Met wat reserve – ik voelde iets van lijkenpikkersschaamte – spoorde ik zijn zoon op en vroeg hem of hij het boekje in de nalatenschap had aangetroffen en zo ja, of ik het mocht hebben. Hij praatte me bij. Een klein deel van de boeken van zijn vader was naar de familie gegaan en een grotere partij naar een antiquariaat. In zijn garage stonden nog wat dozen met boeken die hoogstwaarschijnlijk een bestemming als grondstof voor nieuw papier zouden krijgen. Het door mij gezochte boekje kende hij echter niet. Hij wist zeker dat het niet in zijn familie terechtgekomen was en evenmin in de dozen in de garage. Voor de zekerheid ging ik nog bij het antiquariaat langs, maar ook daar bleek het in de in- en verkoopadministratie niet voor te komen. Ik hervatte met een vage hoop – toen ik de biografie schreef stond internet nog in de kinderschoenen, laat staan dat je in gedigitaliseerde bestanden kon zoeken – mijn zoektocht. Vergeefs: ook in 2023 kan ik het boekje niet vinden.

Ik leef nu met het verwarrende idee dat ik kopieën bezit van een boekje dat niet meer bestaat. Een echte obsessie is het niet meer, maar toch voel ik af en toe de verleiding, tijdens naspeuringen op internet naar zaken van een heel andere orde, gevolg te geven aan een opkomende impuls toch nog even te kijken op een plek waaraan ik nog niet gedacht had. Maar eigenlijk kan ik niet anders dan slechts weemoedig naar de foto kijken van die werkplaats waarin Luden zich zat op te winden over het gebruik van kunstmest. En zijn mening met giftige pen neerschreef in een pamflet dat verloren is gegaan.

 

 


Fotosynthese is een door Rudy Kousbroek geïnitieerd genre waarbij beeld en tekst een verbinding aangaan. Ook vele andere schrijvers, onder wie medewerkers van Literair Nederland, wijden zich aan dit genre.