8 februari 2021

Fotosynthese 20 – Bedrog

Door Maarten Asscher

(klik op de foto om de achtergrond te zien)


Dat hier iets zeer ernstigs, ja iets catastrofaals is gebeurd, is in één oogopslag duidelijk. Het totaal gestripte kerkje, waarvan niet alleen het dak is weggeblazen, maar waarbinnen ook niets van het interieur behouden is gebleven. Het zo te zien verkoolde struikgewas op de helling vooraan. Ook de huizen verderop staan er even verlaten als onbewoonbaar bij. Over de rivier die bovenin de foto stroomt lag vroeger een brug. Op de beide oevers zie je daar nog een restant van, maar van de overspanning zelf is niets over. Wat hier aan menselijk leven woonde is compleet weggevaagd. Maar door wat?

Toen ik deze foto voor het eerst onder ogen kreeg, moest ik aanvankelijk aan vuur denken. Het hele tafereel ziet eruit alsof er een vlammenzee overheen gegaan is. Deze desolate resten associeer je met foto’s van Hamburg, na het massale Britse bombardement in de zomer van  1943 of met Dresden, Coventry of Rotterdam, maar dan op de schaal van een klein dorpje, ergens in… ja waar? In Europa, zou je zeggen, met dat geraamte van een christelijk kerkje op de voorgrond. Het is alsof je gevraagd wordt iemand te identificeren aan de hand van een skelet. Alle sporen van herkenbaarheid zijn verdwenen.

De krachten die daar in deze foto voor hebben gezorgd zijn niet die van vuur, maar van water. Dit is wat er overbleef van het Zuid-Franse dorpje Nauzenac, gelegen aan de rivier de Dordogne op de grens van de Corrèze en de Cantal. In de jaren veertig van de vorige eeuw wilde men een stuwdam met een waterkrachtcentrale bouwen, teneinde de afhankelijkheid van steenkool te verminderen. De 95 meter hoge stuwdam, de ‘Barrage de l’Aigle,’ verrees volgens plan in de buurt van het plaatsje Soursac, en kon na voltooiing een massa van 220 miljoen kubieke meter water tegenhouden. Dat betekende wel dat een aantal dorpjes aan de bovenloop van de rivier ontvolkt moest worden, omdat het waterniveau daar tientallen meters zou stijgen. En zo verdween het hele dorpje Nauzenac onder water.

Eenmaal per tien jaar moet aan zo’n stuwdam groot onderhoud worden gepleegd en dan laat men het daarachter liggende stuwmeer geheel leeglopen. Na een dergelijke ‘vidage’ is deze foto genomen. En zo kijken wij ineens weer naar Nauzenac, nadat het een jaar of  70 lang onder water heeft gestaan. Wat voor een vreemde gewaarwording moet dat zijn voor mensen die in dat dorpje werden geboren en daar als kind nog hebben rondgelopen, naar school zijn gegaan, de mis hebben bijgewoond in het kerkje?

Die vraag stelde de Franse filmmaakster Gertrude Baillot zich ook en samen met Nicolas Duchêne wist zij drie mensen op te sporen die in Nauzenac ter wereld kwamen en daar hun jeugdjaren doorbrachten. Met die drie maakte zij in 2002 de fascinerende documentaire Les Enfants du Fond du Lac. Gedurende het eerste halfuur van de film doen de drie voormalige dorpsbewoners hun verhaal, aan de hand van foto’s, oude ansichtkaarten en plattegronden, afgewisseld met beelden boven en onder water van het bosmeer dat door de aanleg van de stuwdam is ontstaan. Gekleed in een roze mantelpakje vertelt Rolande Lamarche over haar grootmoeder, die naast de rivieroever de Auberge Raymond exploiteerde. De familiefoto’s waarop de intussen circa 65-jarige mevrouw Lamarche als meisje staat afgebeeld gaan tijdens het gesprek van hand tot hand.

Maar dan, op 25 minuut en 49 seconden van de documentaire, kijken we van het ene moment op het andere ineens naar het leeggelopen rivierdal, en zien we Nauzenac na de Apocalyps. Afwisselend volgt de camera de drie hoofpersonen, terwijl zij in verbijstering naar hun vroegere geboortehuis lopen. Er staat nauwelijks iets van overeind. Zelfs de kelders blijken ingestort. Als souvenir wrikt een van hen een leisteen los uit het stoepje voor de verdwenen voordeur van zijn ouderlijk huis. ‘Il ne reste que ça?’ mompelt Rolande Lamarche, terwijl ze naar een troosteloze steenmassa kijkt. Alles waar ze in het eerste halfuur herinneringen aan hebben zitten ophalen blijkt verdwenen of onherkenbaar met de grond gelijk gemaakt: de school, de boerderijen, de herberg, de weg die tussen de huizen doorliep, de hangbrug over de rivier.

Tegen het einde van de film – om precies te zijn in de 44ste minuut – gebeurt het onvermijdelijke. De onderhoudsbeurt aan de stuwdam zit erop, en de sluizen worden opengezet. In een angstaanjagend tempo komt het rivierwater weer omhoog om Nauzenac andermaal in de vergetelheid onder te dompelen. Misschien kunnen Rolande Lamarche, Georges Bordes en Gilbert Ternat met zijn vrouw Antoinette over tien jaar nog eens een kijkje nemen in deze onderwereld van hun autobiografische geheugen. Maar voorlopig – en dat is het slotbeeld van de film – zijn hun herinneringen weer diep weggestopt onder het oppervlak van het grote bosmeer. Daar zien we kinderen aan de waterkant spelen, mensen zwemmen, iemand gooit een hengel uit. Wat een lieflijk bedrog is het heden.

 

 


Maarten Asscher (1957) is schrijver van romans, verhalen, essays, gedichten en poëzievertalingen. Zijn meest recente boek is Een huis in Engeland. Roman van een kleinzoon (De Bezige Bij, 2020). Later dit jaar verschijnt van zijn hand  een bundeling van vijftig fotosyntheses onder de titel De meteoriet en het middagdutje bij Uitgeverij Boom .

 

 

 

Portret: Sacha de Boer