17 oktober 2020

Fotosynthese 16 – Personen

Door Maarten Asscher

 

Klik op de foto om de achtergrondfoto te zien


Wanneer je twee grote spiegels in een gestrekte hoek ten opzichte van elkaar plaatst, dat wil zeggen een hoek van 180º, dan zie je jezelf eenmaal weerspiegeld. Maak je die hoek kleiner dan 90º, dan weerspiegelen de spiegels ook elkaar en lijkt het alsof je met meerdere ikken bijeen bent. Hoe kleiner je de hoek tussen de beide spiegels maakt, des te groter wordt het aantal spiegelbeelden, totdat de spiegels recht tegenover elkaar komen te staan en je spiegelbeeld naar twee kanten in een eindeloze rij wordt herhaald. Deze foto is gemaakt met de twee spiegels in een hoek van ongeveer 72º, zodat de echte persoon – op de rug midden vooraan precies tussen twee van de spiegelbeelden in zit. Zo zie je vier complete weerspiegelingen, en lijkt op de foto een ‘gezelschap’ van vijf mensen bijeen te zijn. Dergelijke bedrieglijke opstellingen zijn van oudsher op kermissen en in amusementsparken te vinden, al zul je tegenwoordig ook wel apps hebben, waarmee je uit de losse pols zo’n vermenigvuldigings- effect kunt toepassen. Het aardige is dat je pas in tweede instantie ziet dat het vijf keer hetzelfde meisje is, zozeer lijkt haar gezichtsuitdrukking met de verschillende invalshoeken te variëren. En dat terwijl het in dit geval juist om een goudeerlijk en ongecompliceerd iemand ging, die zich bepaald niet anders voordeed dan ze was. Op deze getructe foto lijkt ze een jaar of zeventien te zijn. Twee jaar nadien ontmoette ze de liefde van haar leven, wat op een hopeloze en frustrerende teleurstelling uitdraaide, zoals tot in detail valt na te lezen in hun liefdesbrieven, die van beide kanten bewaard zijn gebleven.

Haar naam was Ofélia Queiroz. Ze was geboren in 1900 en woonde in Lissabon. In november 1919 ging ze als typiste en vertaalster solliciteren bij de handelsfirma Félix, Valadas & Freitas op de tweede verdieping van de Rua da Assunção nr. 42 in Baixa, het commerciële centrum van de Portugese hoofdstad. Bij wijze van chaperonne was zij in het gezelschap van een dienstmeisje van haar zuster.
Het kantoor bleek nog gesloten, maar even later arriveerde er een medewerker die met zijn verschijning meteen een onvergetelijke indruk op de negentienjarige Ofélia maakte. Hij was in de rouw, omdat kort tevoren zijn stiefvader was overleden, dus hij was geheel in het zwart gekleed, droeg een breedgerande hoed met zwart lint, een vlinderdas en een bril. ‘Hij liep,’ zo herinnerde Ofélia het zich vele jaren later, ‘alsof zijn voeten de grond niet raakten.’ Zijn broekspijpen zaten bovendien in zijn slobkousen gepropt. Ofélia kon haar lachen bijna niet inhouden, maar was tegelijk volkomen vertederd door deze onaangepaste verschijning, die uiterst verlegen informeerde wat de dames kwamen doen. Zo verliep de eerste kennismaking tussen de dichter Fernando Pessoa en de enige vrouw die een amoureuze rol van betekenis in zijn leven gespeeld heeft. Dat was geen gemakkelijke rol, zo blijkt op elke pagina van hun liefdescorrespondentie die pas in 1978 (zijn brieven) respectievelijk 1996 (de hare) werd uitgegeven.

In Nederlandse vertaling werd de complete briefwisseling in 2005 in één band bijeengebracht. Ofélia Queiroz wilde niets liever dan dat haar ‘Fernandinho’ de grote liefde die hij voor haar zei te voelen zou omzetten in een toezegging met haar te trouwen, zodat zij met elkaar een bestaan konden opbouwen. Maar Pessoa had het in zijn hoofd veel te druk met zijn geobsedeerde werklust, verdeeld over een veelheid aan productieve ‘heteroniemen,’ in hemzelf bestaande onafhankelijke nevenpersoonlijkheden, die tezamen verantwoordelijk waren voor een in alle opzichten ontzagwekkend dichterlijk oeuvre, dat vooral ’s nachts tot stand kwam. Het zijne was een bezeten creatief bestaan waarin, ondanks de vertedering, de koosnaampjes, de liefdescadeautjes, de verliefde wandelingen en de ontelbare kussen op papier en in het echt, niet het hart regeerde maar ‘een andere Wet,’ zoals hij haar op 29 november 1920 in een afscheidsbrief liet weten.

Wonderlijk genoeg herleeft hun liefdesverhouding in 1929, maar ook dan schrijft hij haar al spoedig in alle duidelijkheid: ‘Mijn leven draait […] om mijn literaire werk. […] Heel de rest is voor mij van secundair belang.’ Met een aan het onvoorstelbare grenzend optimisme blijft Ofélia het nog proberen, tijdens ongeregelde ontmoetingen, met begripvolle brieven en later nog – tot aan zijn overlijden eind 1935 op zevenenveertigjarige leeftijd – met felicitatietelegrammen op zijn verjaardag. Maar haar ideaal van liefdesgeluk legde het af tegen zijn ideaal van een onuitputtelijk dichterschap. Tegenover de diep toegenegen Ofélia stond een dichter die zichzelf, zonder hulp van kunstig opgestelde spiegels, in meer dan honderd dichterspersoonlijkheden had opgedeeld, en heel die menigte van productieve afsplitsingen wilde niets liever dan schrijven. Zelfs als Ofélia Queiroz, die in 1986 op zesentachtigjarige leeftijd overleed en haar verdere leven ongetrouwd is gebleven, in het echt met zijn vijven in plaats van in haar eentje was geweest, dan nog had ze geen kans gehad tegenover de overmacht van Pessoa’s heteroniemen.

 

 


Maarten Asscher (1957) is schrijver van romans, verhalen, essays, gedichten en poëzievertalingen. Zijn meest recente boek is ‘Een huis in Engeland. Roman van een kleinzoon’ (De Bezige Bij, 2020). Asscher werkt aan een bundel met ‘fotosyntheses’, in de hoop dit door Rudy Kousbroek bedachte literaire genre in bloei te houden.

 

Foto: Sacha de Boer