‘Lees drie maanden lang goede boeken en je bent een ander mens,’ stelt schrijver Roxane van Iperen in een interview in HP/de Tijd. Het is haar versie van een boodschap die al langer rondzingt: dat we fictie nodig hebben om de wereld, en dus elkaar, beter te begrijpen. Het is ook een noodkreet van een groep die van die veranderende mensen leeft: de schrijvers zelf. Daar bedoel ik niets cynisch mee. De lezer die een ander mens wordt (of ten minste een vermáákt mens) kan prima samengaan met een schrijver die, naast zijn of haar nobele ambities, graag wat aan het geschreven woord verdient.
Waar het om gaat en waar de schoonheid van lezen in zit, is de aanraking. Iemand die leest, is op zoek naar wijsheid, naar nieuwe inzichten, afleiding, plezier, maar wil bovenal geraakt worden, betrokken worden. De schrijver steekt met zijn of haar woorden een hand uit, kom, ik neem je mee, raakt je aan – of nodigt daar toe uit. Iedere ontmoeting verandert je, ook een ontmoeting op papier.
Daar moest ik aan denken tijdens het lezen van Kleine brandjes overal van Celeste Ng en De onsterfelijken van Chloe Benjamin. Twee lijvige wervelwinden van romans met een veelheid aan personages, stemmen, het grote vlechten van thema’s. Ng werpt een paar grote lijnen uit – adoptie, immigratie, de druk en verwachtingen van het Amerikaanse gezinsleven (ook wanneer dat gezin afwijkt van de norm) – maar de kern van het verhaal is ontroerend klein: een moeder en een dochter die elkaars uitgestoken hand steeds maar weer mislopen. Als je niet oppast, lees je er overheen. En blijft er nog steeds genoeg over.
Benjamin gebruikt een intrigerende onderzoeksvraag – wat als je weet wanneer je sterft? – als ketting om de kralen van het verhaal, twee zussen en twee broers, aan te rijgen. Maar het gaat helemaal niet om die vraag, het gaat over familie en hoe die kralen tegen elkaar aanliggen of juist niet. Over de afstand ertussen en wat het betekent om met elkaar verbonden te zijn. Over aanraken, dus.
Nu kan ik me niet voorstellen dat beide schrijvers zichzelf met een opdracht aan het schrijven zetten, dat zou de lezer immers direct doorhebben: o, hier komt een Boodschap of een Moraal aan, nee hoor, dank je, daar heb ik er thuis ook al een van rondlopen. Wanneer zou Ng, tijdens het schrijven van dit verhaal, erachter zijn gekomen dat het om Mr. Richardson gaat? En om Izzy? En op welk moment zou Benjamin hebben beseft dat ze, tussen al die schitterende sprongen door, een familieverhaal schreef? Jezelf zo te verrassen, wat een feest moet dat zijn. Minstens zo groot als het feest, lijkt me, te ontdekken dat je uitgestoken hand wordt aangenomen. Je hebt en bent aangeraakt. In mijn geval voel ik nog de afdruk die de Goldkinderen, de Warrens en de Richardsons achterlieten. Ze gloeien. Wie weet word ik door hun ontmoeting weer een ander mens.

Marijn Sikken mijmert over boeken en verhalen en schrijft daarover. In 2017 debuteerde ze met de roman, Probeer om te keren bij Uitgeverij Cossee.