Facebook maakt ons ongelukkig, ondergraaft onze authenticiteit en laat ons denken dat iedereen beter af is dan wijzelf. Socioloog Koen Damhuis is jong genoeg om er een boek over te schrijven. Best leuk, maar het maakt niet gelukkig.
We leven in verwarrende tijden. De hele wereld past in de iPhone en die past weer in onze binnenzak. Maar door de globalisering is de wereld wel erg groot geworden. En alles kan. Iedereen roept dat je alles kunt worden wat je wilt, áls je maar wilt. De tv stroomt over van talentenjachten waarbij roem – of althans veel Twittervolgers – voor iedereen binnen handbereik lijkt. Je vrienden op Facebook leiden allemaal een rijk leven vol reizen, feesten en hippe must haves. En ja, dan wil je wel eens aan het twijfelen slaan. Bij voorbeeld als je student bent in Parijs. Want succes komt niet vanzelf: het is hard ploeteren in de bieb, je weet niet wat je worden wilt, en door de crisis kán dat ook misschien wel niet. Maar al je vrienden zijn al wél wat, en doen nog veel meer. En dat zul je weten ook, met dank aan Facebook en Twitter.
Hersenschimmen, schone schijn
Koen Damhuis studeerde sociologie aan de Sorbonne en dacht na over zijn onbehagen in De virtuele spiegel. Gezien het epische succes van Facebook, Twitter en andere sociale media is er alle reden voor een nadere beschouwing van het fenomeen. Damhuis vertelt over Twitter als wereld van schone schijn, waar vooral would be-genieën kunnen schitteren, zoals lady Gaga met haar 20 miljoen volgers. Hij schrijft over FOMO, the fear of missing out, omdat je de hele tijd wordt bestookt met tweets en posts van dingen waar jij bij had moeten of willen zijn. Over de media die ons continu aanpraten dat we kunnen worden wat we willen, of, zoals Idols-jurylid Stacy Rookhuizen het zo trefzeker zegt: ‘Als je overal schijt aan hebt, kun je alles bereiken.’ We wachten af. Damhuis denkt door over wat er gebeurt met onze identiteit en authenticiteit. Facebook confronteert ons ermee dat dat hersenschimmen zijn. Het een, omdat de eenduidigheid ontbreekt (we hebben geen kern) en het ander omdat we niet meer zijn dan een verhaal dat we over onszelf in omloop brengen (ik parafraseer Komrij). En dan maar hopen dat dat verhaal aanslaat… Gevolg is dat we onszelf als Narcissus verliezen in ons spiegelbeeld. Alleen is dat nu verzadigd met de reflecties van facebookvrienden, die soms niet te beroerd zijn om een opgestoken duimpje aan te klikken (aandacht! erkenning!), maar ons meestal veroordelen tot het ‘vind-ik-leuken’ van wat zij posten. Hebben we een probleem? Ja, zeggen psychologen in de VS: de Facebookdepresssie waart rond.
In de laatste hoofdstukken biedt Damhuis drie overlevingsstrategieën om aan de malaise te ontsnappen: zelfverbetering (fake it, till you make it), zelfaanvaarding (stop being perfect) of: ‘durf te falen’ (dare to be boring).
Hardvochtig gehakt
Hebben we wat aan zijn wijze raad? Nee, natuurlijk niet. De virtuele spiegel is geen zelfhulpboek, maar een snel geschreven, vlot lezende beschouwing over de hedendaagse pijn van het zijn, opgehangen aan sociale media als Facebook, Twitter en LinkedIn. Af en toe mag een grote denker een oneliner leveren (Montesquieu, De la Rochefoucauld, Schopenhauer), maar de meeste zendtijd gaat toch naar doorgeleerde columnisten als Rob Wijnberg, Stine Jensen, Alain de Botton en Bas Haring. Om van Stacey Rookhuizen maar te zwijgen. Altijd fijn, die veelstemmigheid, maar het risico bestaat dat de citaten elkaar doodslaan. Zo zegt niemand minder dan ‘cultuurcriticus en oud-hoogleraar Engelse literatuur aan de universiteit van Yale William Deresiewicz’: ‘Not long ago, it was easy to feel lonely. Now, it is impossible to be alone.’ Dat deed koningin – Eenzaam maar niet alleen – Wilhelmina beter.
De conclusie zou kunnen zijn: een aardig boekje, dat op luchtige toon probeert iets zinnigs te zeggen over ons tijdgewricht. Goed genoeg om een middagje in te lezen, niet goed genoeg om ‘te gek’ te zijn. Maar dan wel met een paar aantekeningen. De tekst is opgehakt in stukjes van 2 tot 4 pagina’s, met allemaal hun eigen titel, gebundeld in een tiental hoofdstukken. Die mogen allemaal bovenaan hun eigen pagina beginnen, met alle hele en halve witte bladzijden van dien. Door die operatie kan zo’n stuk dan ineens beginnen met: ‘Gelukkig bestaat er dan ook alleen maar een “vind ik leuk”- knop …’ of ‘Het bijeen sprokkelen van dit soort informatie voedt wat sociologen relatieve deprivatie noemen’. Hier is een lopend betoog wreed onderbroken. Een stapje erger wordt het als de overlevingsstrategieën in beeld komen. De tekst gaat daar over identiteit, de mate waarin we die kunnen creëren, de rol van imitatie daarbij en de wijze waarop dat door Facebook aan het schuiven gaat. Met dank aan de filosoof-socioloog René Girard. De contouren van een samenhangende visie lijken op te doemen, maar moeten wijken voor scheurkalenderwijsheden. De overlevingsstrategieën als zodanig zijn er later op of in gelegd en dat pakt slecht uit. Wie heeft hier gedacht: het moet ehhh… leuker? Gewoon, niks eigen denkwerk, maar korte stukkies, kekke titels en lekker veel wit, dan komt het goed. En toen het niet goed kwam: misschien een duidelijke format, dat geeft houvast. Een zelfhulpboek ofzo. Ga toch twitteren, denk ik dan vermoeid.