Het is niet ongewoon om met de doden te praten zoals Lark doet in Andrew Hollerans roman The beauty of men (1996). Lark rijdt over Eighth Avenue en denkt aan de doden in zijn leven: ‘It’s a curious thing about the dead that we keep talking to people even after they die. In fact, that may be when we really start talking to them: when they’re no longer able to talk.’
De vrienden waarmee Lark in gesprek is, zijn gestorven aan aids. Lark is dan ook een man diep in zijn midlife-crisis, die deze jarentachtigplaag heeft overleefd, misschien met meer geluk dan wijsheid, wie zal het zeggen. Lark zelf zwijgt erover. Het zijn veelal de dingen van alledag die passeren, of het zijn herinneringen aan gedeelde gebeurtenissen.
Lark herkauwt zijn leven en de doden helpen hem daarbij. Het hoort misschien wel bij het ouder worden. Het hoort ook bij rouw. Rouw om mensen die in je leven zo van betekenis zijn geweest. Ondertussen blijft Lark uit een soort hondentrouw zijn verlamde moeder in het verpleeghuis opzoeken. Samen brengen ze de tijd door met televisie kijken en kleine gesprekken. Want als hij met iemand niet zijn diepste gevoelens deelt, dan is het wel met haar. Ze weet niets van het leven dat hij heeft geleid in New York. Ze heeft misschien een vermoeden, maar tussen hen blijft het beeld bestaan van de bijkans aseksuele, vrijgezelle zoon die geen tijd heeft voor relaties omdat hij zijn moeder moet verzorgen. Moet hij haar vertellen van zijn bezoeken aan ontmoetingsplaatsen voor anonieme seks? Wie wordt daar vrolijk van? Seks die er bij het ouder worden steeds meer bij in schiet. De mannen wier blik hij wil vangen, en die vroeger hongerig zijn blik beantwoordden, kijken nu door hem heen. Dat is het ongeluk van oud-zijn, je wordt onzichtbaar. Dichter bij de doden kun je bijna niet komen. Onopgemerkt raken, Holleran laat het de moeder zeggen in Nights in Aruba (1983), een eerdere roman. Zij leed toen onder die onzichtbaarheid en in The beauty of men heeft zij dit verdriet overgebracht op de zoon.
Ik las het boek aan het einde van 2022, de weken dat er op mijn werkplek in het verpleeghuis ruimschoots wordt teruggeblikt en gemist. De foto’s op de vensterbanken zijn getuigen van een vroeger bestaan. En ja, op stille avonden – en eigenlijk zijn alle avonden stil of de televisie nu wel of niet aan staat – helpen de portretten het innerlijk gesprek op gang. Er wordt geregeld met de doden gesproken, ik hoef dat onderwerp niet eens te introduceren. Soms heeft zo’n gesprek de vorm van een gebed, vaker is het een innerlijke dialoog die in de stilte gevoerd wordt. Wat voorheen ongezegd bleef, kan nu gedeeld worden. Je hoeft niet meer te veinzen, de doden kijken door je heen. Ze worden meer zoals jij bent.
Andrew Holleran is een pseudoniem van Eric Garber. Zijn boeken, inclusief het pas verschenen The kingdom of sand, zijn varianten op zijn eigen leven. Garber heeft zijn moeder nooit over zijn boeken verteld. Over zijn homoseksualiteit zweeg hij tegen haar. Inmiddels is zij enkele decennia geleden overleden. Zal hij haar hebben bijgepraat?
Eric de Rooij schrijft tweewekelijks een column voor Literair Nederland. Zijn debuutroman De wensvader verscheen in 2020 bij uitgeverij kleine Uil. Onlangs verscheen zijn roman Augustus.