Ik heb een grote bewondering voor de Vlaamse dirigent Philippe Herreweghe en zag uit naar de Kerstmatinee in het Amsterdamse Concertgebouw afgelopen december. Op de lessenaars stond de Hohe Messe van Joh. Seb. Bach. Toen de muziek begon, gebeurde er niets met me, helemaal niets.
De eerste keer dat ik in de Oude Kerk de Hohe Messe door Cappella Amsterdam onder leiding van Jan Boeke hoorde, zat ik zo slecht dat ik niets zag en ‘het’ naar mijn idee opeens begon. Uit het luchtledige klonk de door het koor, hard aangezette ‘K’ van het Kyrie die de ruimte doorkliefde. Het is sindsdien het meest verwachtingsvolle moment geworden van elke uitvoering die ik hoorde, alsof ‘de wind danst met de stilte’ om een dichtregel van Ingmar Heytze aan te halen.
Maar er gebeurde dus niets. Ja, het stuk begon. ‘Gewoon’, zou ik haast zeggen. Zoals de uitvoering verder ook was: niet beklijvend zoals veel van Herreweghe, in mijn oren althans. Ik vroeg me af waarom en kwam op een verklaring die stoelt op de omschrijving die Albert Camus eens van een pijl en boog gaf: ‘Op het toppunt van de spanning verlaat de doelgerichte pijl de vrijheid van de pees.’ Zó moet het begin van de Hohe Messe door musici en toehoorders ook worden beleefd: in de gespannen stilte die aan de uitvoering voorafgaat, schiet die hard uitgestoten ‘K’ als een pijl uit de boog.
Volgens Camus zijn er twee polen voor nodig waaruit die spanning ontstaat. Bij Bach is dat de stilte en het verbreken daarvan wanneer het orkest de strijkstok aanzet, vingers op snaren plaatst, de adem door het riet laat gaan, de toetsen van het orgel beroert. Het gebeurde allemaal in Amsterdam – maar er ontbrak dat ene. Er trilde niets na. Ik luisterde en keek. Onbewogen.
Het had zoiets moeten zijn als de plaats waar een chirurg een scalpel in het vlees zet en waarvan een litteken achterblijft. Het had zoiets moeten zijn als het eerste woord, de eerste zin die een schrijver op het blanco papier zet en die beklijft, zoals recent die van Bert Natters Ze zullen denken dat we engelen zijn: ‘De laatste mooie dag van het jaar.’ Of de eerste streek die een schilder op het doek zet.
Het deed me denken aan een klein schilderijtje dat ik onlangs kocht, in een techniek die sumi-e heet. Sumi-e is een eeuwenoude techniek die 2500 v. Chr. in China ontstond en veel later door toedoen van Zen-monniken in Japan terecht kwam. Sumi betekent ‘zwarte inkt’, e staat voor ‘schilderij’. De schilder werkt vanuit één punt en zet heel geconcentreerd en aanwezig in het moment, op zijn/haar adem een streek, naar boven of naar beneden. Zoals het Kyrie in Bachs Hohe Messe klinkt als uit één mond, één keel. Adembenemend als het goed is.
Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw waar ze dan weer over schrijft in haar columns.