Een ‘pervert’ in cursief

Op een dag bezoek je een boekhandel in een tijdslot. Je zegt je naam bij de deur, die eerst op een kier opengaat. Je winkelt met een mandje, wat je anders nooit zou doen. Hongerig hamster je stapels boeken. Eerst maar Maxim Osipov, in hem had ik al heel lang zin. Roelof Smit volgt en Kerry Andrew. Zondagochtend – voor het eerst in mijn leven heb ik vier etages en vele gangpaden vol boeken nagenoeg voor mezelf alleen. Dan zie ik De getalenteerde meneer Ripley van Patricia Highsmith. Highsmith, honderd jaar geleden geboren, vandaar de heruitgave. Ze zei: Ripley dicteerde, ik hoefde alleen maar te tikken. Een zin die me bijbleef. De triomf van een schrijver, om zó een boek te kunnen schrijven. Het nieuwe omslag nodigt uit tot herlezen: zo’n jarenvijftig vintage reisbureau-affiche van een Italiaanse kustplaats. Meteen vakantiezin. Het is, blijkt uit het colofon, de oude vertaling van Jean A. Schalekamp, herzien door Jan de Wijer. Ook mee!

Thuis zoek ik mijn oude Ripleys op, jarentachtig pockets in de serie AP crime, in een zomer stukgelezen op een stil strand nabij Zandvoort. Boterhammen mee, thermoskan koffie, onbekommerde uren weglezen in de hitte van een duinpan, samen met de ambigue Ripley. Het oude omslag oogt overigens minder aantrekkelijk, een close-up van twee ringen en een paspoort in het zand. Dan valt me op dat de titel is gewijzigd en meer leunt op de oorspronkelijk Engelse. Schalekamp koos voor Ripley, een man van talent. Dat was voordat The talented Mr Ripley verfilmd werd, met Matt Damon als Tom Ripley. Ik haal de Engelstalige filmeditie uit de kast en zo liggen drie Ripleys voor me op mijn  bureau.
In de boekhandel was me op de eerste bladzijdes het woord hómo opgevallen. Inderdaad met accent. Ripley wordt achtervolgd door een vreemde man, ik citeer: ‘Mijn god, wat wilde hij? Hij was toch zeker geen hómo, dacht Tom voor de tweede keer, maar nu tastte zijn gekwelde brein naar het feitelijke woord en produceerde het alsof het hem beschermen kon (…).’

Het is een wat malle formulering. Het klinkt alsof hij in zijn hoofd heel lang heeft moeten zoeken naar het woordje hómo. Het is geen cisman, geen trans, geen queer, o nee het is een homo, nee een hómo die me achtervolgt. Dat lijkt me, met alle respect, niet passen bij een man als Ripley. En wat betekent dit accent? Ik hoor opeens Martien Meiland. 

Hoe formuleerde Schalekamp deze passage in de editie van 1985? Nagenoeg hetzelfde. God schreef hij nog met een hoofdletter en in plaats van hómo koos hij voor homofiel in cursief. Homofiel, en je zit meteen in de jaren vijftig. Dan naar de brontekst, wat schreef Highsmith in 1955? ‘My God, what did he want? He certainly wasn’t a pervert, Tom thought for the second time, though now his tortured brain groped and produced the actual word (…).’ Aha! Als lezer begrijp je nu beter waarom Tom niet direct op dat vreemde woord komt, maar je begrijpt ook de hoofdbrekens van Schalekamp en De Wijer, want een ‘pervert’ vertalen als viezerik, perverseling of, vooruit, pederast, het zou evenmin overtuigend zijn geweest. 

 

 


 

Eric de Rooij (1965) is schrijver, dichter en humanistisch geestelijk begeleider. Zijn debuutroman De wensvader (2020) verscheen bij uitgeverij kleine Uil. Voor LN schrijft hij over boeken die iets voor hem betekend hebben.

 

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Eric de Rooij: