Hans van de Waarsenburg – Schaduwgrens

Een ode aan alles wat langzaam verdwijnt

Recensie door Joost van der Vleuten

De bundel Schaduwgrens van Hans van de Waarsenburg opent met de reeks ’Consul’, waarin onmiskenbaar de hoofdpersoon uit Malcolm Lowry’s roman Under the vulcano wordt geportretteerd. Een consul, inderdaad, met eeuwigdurende dorst, die zich voortsleept van delirium naar kater, en hoopt dat zijn geliefde ooit terugkeert en alles goed zal komen. De toon van de bundel is gezet: melancholisch verlangen en hopen, in de zekerheid verloren te hebben. Heel veel vrolijker wordt het niet, maar uiteindelijk triomfeert de taal van de dichter over de treurnis van zijn lot.

Waterpokken en waaiende wieren
Ook in de tweede reeks van de bundel wordt de ‘schaduwgrens’ tussen waan en werkelijkheid in beide richtingen overschreden. ´Ik was nog niet wakker´ omvat 11 gedichten waarin een ik-figuur worstelt met het ontwaken uit een deliriumachtige slaap. Een zware kater, luidt de diagnose: veel snot, koppijn en onverdraaglijke herrie, en regels als ‘de uppercut op de kin, de doffe leverslag’. Dat alles samengevat tot ‘Ik hoestte zwaar in het slijm van de begeleidende kotsmuziek’. Dat lichamelijk ongemak wordt doorsneden door macabere droombeelden van een gestorven geliefde (wellicht verhangen, gezien een ‘henneptouw’, maar veel is onzeker hier), gehangen misdadigers, ‘doden op de rug’ en een verdronkene in een scheepswrak: ‘Ik vond een hoofd vol waterpokken en waaiende wieren.’ De gedichten ogen strak, drie maal vier regels elk, en in ieder gedicht duikt de titel wel ergens op, als een stokregel. Maar onder dat pantser van taal woelen surrealistische angstvisioenen en wraakgedachten (‘ik verlangde naar […] een moordwapen / om aan het talentloos geblaat te ontkomen.’). Het laatste gedicht in de reeks brengt geen verlossing, geen ontwaken en geen verzoening. Vier gedichten eerder bekent de dichter al: ‘Ik huiver / Als de tijd mij aanraakt’ en spreekt hij over ‘Dagelijks bezoek aan de Hades / En glaskoorts, wonden die niet heelbaar zijn.’

De wijn ontkurkt
In Schaduwgrens is een dichter op leeftijd aan het woord, die zich kwetsbaar voelt tegenover – jawel – het verstrijken van de tijd. Maar hij verwoordt die kwetsbaarheid in vitale beelden, rake woorden en regels die blijven hangen. De overige gedichten in Schaduwgrens zijn minder surrealistisch dan ‘Ik was nog niet wakker’. Zo beschrijft ‘IN’ een doorweekte wandeling door regenachtig Dublin, waar de dichter een meisje ziet dansen ‘Solo. Of ze niet te stoppen was. Of er leven / Te winnen viel na de dood.’ ‘Dreischor’ (gehucht op Schouwen-Duiveland), is een reeks kwatrijnen over een winter aan zee waarin veel Adriaan Roland-Holst meeklinkt, inclusief ballingschap, stemmen van overzee en ‘woeden tegen de tijd’. In 1980 zei Van de Waarsenburg in een interview: ‘Misschien ben ik wel een reïncarnatie van Roland Holst aan het worden.’ Daarvoor is zijn toon te nuchter, maar toch: zeker is dat de geest van Holst hier rondwaart. De reeks eindigt overigens voorzichtig optimistisch met de komst van de lente: ‘In het jonge riet wordt schoorvoetend de wijn ontkurkt.’

Er zijn meer literaire verwijzingen te traceren: naar Percy’s song van Bob Dylan (Turn, turn, to the rain and the wind’), bij voorbeeld, en naar Dylan Thomas Under milkwood: ‘Call em Dolores, like they do in the stories’). Hugh Lane is wat lastiger thuis te brengen; het is de galerie in Dublin waar het atelier van de schilder Francis Bacon is tentoongesteld en tot op de snipper is gedocumenteerd. Niet tot genoegen van de dichter, die het heeft over ‘het atelier dat zielloos /Een dode voorstelt. Waanruimte.’ Andere reeksen zijn gewijd aan kunstenaars, wat het risico oproept van het mijmerdichten bij een schilderij, zoals in de reeks ‘Korenveld’, over de schilder Theo Kuijpers. En ook aan die andere valkuil van de virtuoze dichter ontkomt Van de Waarsenburg niet altijd: de woordspeling die al snel stijlbreuk wordt. ‘Ik […] schonk geen vermogen aan al die werelden die met een drie beginnen’, bijvoorbeeld. Of: ‘De dood / Zong in B. met een Z. ervoor.’ – in een gedicht over de componist Matty Niël.

Wat taal wel en niet vermag
Van de Waarsenburgs poëzie is onverkort romantisch, maar dan niet van de weemakende soort. Hij schrijft strofische gedichten, maar zonder eindrijm of metrum (maar des te meer ritme) en valt zeker niet in te delen bij de ‘klassieke’ sonnettenmakers als Rawie of Kal. Een ‘rijpe’ dichter, zoals dat heet, die in een halve eeuw (hij debuteerde in 1963) heeft geleerd wat taal wel en niet vermag: geen overwinning op de dood, maar sterke beelden en vitaal verzet. De Schaduwgrens verwijst naar de overgang tussen dag en nacht,  leven en dood (ergens wordt de dood aangeduid als ‘Een schaduwman in een tranende ooghoek’). Het laatste gedicht heet ´Schaduwgrens´ en beschrijft een vrouw en onderwaterlandschap tegelijk. Bevreemdend maar trefzeker. Moet vaak worden genoten en gebloemleesd. Vooruit dan, de laatste regels, op voorwaarde dat je de rest ook gaat lezen:

[…] Mijn lief,

Ik wil niets meer dan dit uitzicht vol mooie, naar mij

Zwaaiende vissen. De sluier van je haren en heuvels

Die glooien. Een ode aan alles wat langzaam verdwijnt.

 

 

Omslag Schaduwgrens - Hans van de Waarsenburg
Schaduwgrens
Hans van de Waarsenburg
gedichten
Verschenen bij: Wereldbibliotheek
ISBN: 9789028424463
59 pagina's
Prijs: € 15,90

Meer van Joost van der Vleuten:

Recent

21 maart 2023

Alles geschreven...

Over 'Cinemascope' van Gerrit Brand
16 maart 2023

Diepzinnigheid in weerbarstige verhalen

Over 'Kilometer 101' van Maxim Osipov
14 maart 2023

Gümüşay wil geen intellectuele poetsvrouw meer zijn

Over 'Spreken en zijn ' van Kübra Gümüşay
13 maart 2023

Grappen maken behoort tot de essentie van de Egyptische cultuur

Over 'Bier in de snookerclub' van Waguih Ghali

Verwant