Een mens heeft vele beperkingen. Van alle beperkingen is tijd de wreedste en de dodelijkste. Je hebt geen andere keus dan gewoonweg je leven te leiden in de kruimel tijd die je ter beschikking staat. Het zijn woorden uit een compact boekje dat ik afgelopen kerst kreeg: Ultieme vragen. Kleine filosofie van leven en dood van Bryan Magee – in 2019 bij Bijleveld verschenen in de befaamde reeks met de oranje ruggen. Het verscheen in vertaling in het jaar dat voor Magee zijn kruimel tijd – toch zo’n negentachtig jaar – eindigde. Ik las Magee eerlijk gezegd omdat ik een beetje romanmoe was. Dat zijn buien waarin ik geen enkele behoefte heb aan fictie. Vaak na een teleurstellende leeservaring. Dan kijk ik naar de stapel nog te lezen boeken naast mijn bureau, toch allemaal aangeschaft vanuit een verlangen, en denk, terwijl ik het ene na het andere even in mijn hand weeg, geen zin geen zin, geen zin in. Buien die eindigen, dat weet ik inmiddels ook. Dan ligt de roman die ik de vorige keer nog afwees, als een lokkend hapje bovenop de ongelezen stapel.
Wat doe je in de kruimel tijd die je tot je beschikking hebt? Een uurtje op ruimtereis gaan met Magee bijvoorbeeld. Je kijkt door een telescoop en ziet het licht van een ster die er honderd jaar over doet om de aarde te bereiken. Misschien is in de tussentijd die ster verdwenen, ontploft, of hij is op een geheel andere plek in het universum verschenen. Maar jij ziet dat licht alsof het er op dat moment ook is. Dat is een bekend verhaal. Alleen gaat Magee een stap verder. Reis meer dan honderd lichtjaren, kijk met een telescoop naar de aarde en je ziet de loopgravenoorlog in België, je ziet ‘nu precies hetzelfde als de soldaten “toen” zagen op het slagveld’, schrijft Magee. Reis verder en je kijkt van een afstand ook naar al die andere historische gebeurtenissen – de bouw van de Chinese muur, de geboorte van Jezus, het uitsterven van de dinosaurus. Het vindt allemaal nu plaats, naargelang je plek in de ruimte.
Van zo’n gedachtenexperiment geniet ik. De verwondering over onze tijdelijkheid in een oneindige gelijktijdigheid. Wat zou ik graag met de kennis van nu via een ‘superkrachtige telescoop’ kijken naar wat eens hier op aarde was. Maar het blijft, zo realiseer ik me, bij één zintuig. Je bent geen deelgenoot. Eigenlijk wil je bij de moord op Caesar dat zijn bloed op je toga spettert, eigenlijk wil je je hoofd buigen en de ademhaling van Hildegard von Bingen langs je wang ervaren. In Italië omarm je de echte David en de echte David omarmt jou. Je hapt in versgebakken brood in het Parijs van de zeventiende eeuw, je wilt voelen, ruiken en proeven wat door de geschiedenis nooit is vastgelegd. Dan ben ik niet meer fictiemoe, dan maak ik in die kruimel tijd (en met de andere beperkingen die ik heb) wederom de meest fantastische reizen. Alsof… Alsof ik daar ben. Ik leg Magee opzij, heb zin in Radetzkymars van Joseph Roth.
Schrijver en humanistisch geestelijk begeleider Eric de Rooij (1965) schrijft tweewekelijks een column voor Literair Nederland. Zijn debuutroman De wensvader (2020) verscheen bij uitgeverij kleine Uil. Binnenkort verschijnt zijn tweede roman Augustus.