Sinds jaar en dag geldt het (post)modernisme als de voornaamste stroming in de Nederlandse kunst – en misschien wel het sterkst in de poëzie. Het is een behoorlijk gecompliceerd fenomeen, maar het uitgangspunt is simpel: zoek niet naar een verscholen boodschap, betekenis of Antwoord, want het enige Antwoord dat het kunstwerk je kan geven is dat dit Antwoord niet bestaat. Om een goede impressie van dit gedachtegoed te krijgen, doet men er goed aan het korte verhaal La continuidad de los parques (in het Engels vertaald als The Continuity of Parks) van Julio Cortázar te lezen, of, dichter bij huis, gedichten als ‘Oote’ van Jan Hanlo en ‘Koppig’ van Mustafa Stitou. Decennialang hebben de (post)moderne denkbeelden het culturele wezen bepaald. We danken er canonieke meesterwerken als Joyce’ Ulysses, Hermans’ De donkere kamer van Damokles en Mulisch’ Siegfried aan.
De jaren ’90 waren overwegend postmodernistisch van aard, maar sinds het begin van dit millennium zijn er tekenen dat dit postmodernisme in kracht afneemt en langzaamaan plaats maakt voor een heropleving van twee sentimentele stromingen: een modern neoclassicisme en een moderne neoromantiek. En in dit licht neme men een blik op Hans Groenewegens dichtbundel Van alle angst ontdaan (2011).
Als een dichtbundel begint met de zin ‘een dood schommelt aan zijn vleugelpennen’, maakt dit indruk. Het roept een lugubere sfeer op, doet denken aan de verhalen van E.T.A. Hoffmann en heeft een sterk beeldend karakter. We zien de dood zo voor ons. Dit beeldende aspect is tekenend voor alle poëzie van Groenewegen. Zijn gedichten zijn schilderijtjes met grote onderwerpen. Meestentijds zijn deze onderwerpen niet erg opgewekt. Ze missen het beweeglijke van Oosterhoff en het onschuldige van Tellegen. Ze handelen over angsten, over eenzaamheid en over passionele, maar van genegenheid beroofde liefde.
Het zou te ver voeren alle gedichten uit de bundel hier afzonderlijk te bespreken, maar enkele juweeltjes mogen niet ongenoemd blijven. Zo is er een prachtig gedicht dat begint met: ‘hij draait zich om bij de deur/ de kinderen lopen de zee in/ de naaldbomen besluiten te blijven’, en dat hier vervolgens op varieert. Ook in dit gedicht zien we dat er veel beeldende taal wordt gebruikt. De sfeer is tragisch, maar de achterliggende gedachte lijkt niet donker. We hebben hier te maken met een bijzonder uitvloeisel van een 21ste-eeuwse neoromantiek, ontdaan van de christelijke signatuur die voorheen zo van belang was. Het gedicht schetst eenzame taferelen, met een tragische noot. Het slotakkoord laat ons in verwarring achter: hoe nu verder?
Deze neoromantische insteek treffen we ook aan in zijn gedicht ‘groningen’, dat een landschap beschrijft dat zó van een schilderij van John Constable kan worden geplukt (‘in hope op zegen van behaaglijke/ veilige slaap onder dit oude hoge/ land in de schaduwval van de hoogzee’). Ook hier vinden we stilte, een vleugje weemoed en een liefde voor de natuur. In zekere zin lijkt dit gedicht op Marsmans beroemde ‘Herinnering aan Holland’, ware het niet dat Groenewegens poëzie romantischer is en, zoals de titel van de bundel ons meldt, ‘van alle angst ontdaan’. De wereld moge dan tragisch van karakter zijn, het is aan de mens om dit accepteren.
Het zij duidelijk dat het hier méér betreft dan een louter poëtische tendens. In de filmwereld manifesteert deze moderne neoromantiek zich enigermate (zie bijvoorbeeld het immense succes van de fantasy–films en van de heruitgave (!) van Walt Disney’s The Lion King), maar ook in de literatuur (de historische roman is welhaast ongekend populair) en zelfs in de muziek (beluister het fenomenale The Resurrection of the Wrong van Orange Skyline als voorbeeld).
Een andere heropleving, die van het neoclassicisme, zien we ook terug in Groenewegens bundel, zij het in mindere mate. Het met stip mooiste gedicht uit zijn werk, getiteld ‘doodsengel te wierum’, doet denken aan dat schitterende beeld van Canova, Amor en Psychè. De hoofdpersoon van het gedicht, de doodsengel, wordt even teder afgeschilderd: ‘soms als hij hier is gaan zitten/ vouwt hij om zijn knieën zijn vleugels/ en heeft hij geen oog voor de velden’. Zijn waarnemingen van de wereld lijken uit Ovidius’ Metamorfosen te stammen. Wat de doodsengel om zich heen ziet, is Romantiek. Hij is classicisme.
Het is erg zonde dat Hans Groenewegen niet is opgenomen in de canoniserende bloemlezingen van Komrij of Pfeiffer. En ja, natuurlijk zijn er ook enkele mindere gedichten in zijn werk aan te wijzen, zeker die waarin hij zich wat teveel vrijheid veroorlooft, maar ach, dit valt al met al in het niet bij de krachtige meesterwerkjes die Groenewegen verspreid door de bundel heeft geschilderd. Een glas wijn, een symfonie van Richard Strauss, Caspar David Friedrich aan de muur en dan als voorafje op Goethe of Victor Hugo een paar gedichten van Hans Groenewegen. Heerlijk.