Zelfs hij, die alle muziek
bij naam en toenaam kende,
wist niet wie zongen,
noch de componist.
Toch kende hij het stuk.
Dit dichtte Willem Jan Otten in ‘De ene tel’ uit zijn nieuwste bundel Genadeklap. De hij is Ottens vader, blokfluitist Kees Otten, die bijkwam uit een coma, ‘volgend op gestorven zijn / en weer pneumatisch teruggebeukt.’ Hij had ‘daar’ een koor gehoord.
Iets soortgelijks overkwam mij onlangs, ‘gewoon’ met twee benen op de grond, twee keer achter elkaar. De eerste keer hoorde ik op de radio een muziekstuk dat ik niet (her)kende, hoewel ik het overduidelijk leek te kennen. Een rare gewaarwording was dat. De tweede keer gebeurde het bij de als ‘muziek, geluidsontwerp’ omschreven toonband bij de toneelopvoering van Oedipus door Toneelgroep Amsterdam.
Het eerste stuk, op de radio, bleek de eerste van zes Enigma’s te zijn op tekst van Leonardo da Vinci voor koor a cappella van de mij tot dan onbekende Oostenrijks-Zwitserse componist Beat Furrer (1952). Maar zoals dat gaat; eenmaal gehoord, kom je zijn naam daarna opeens overal tegen. Zo zal hij op 8 november dit jaar als dirigent van Klangforum Wien een eigen werk leiden in het Amsterdamse Muziekgebouw aan ‘t IJ. De radio zond dit ene Enigma uit in een uitvoering door het Helsinki Kamerkoor onder leiding van Nils Schweckendiek, ter gelegenheid van het feit dat Furrer de Ernst von Siemens Musikpreis 2018 had gewonnen, zeg maar de Nobelprijs van de muziek.
Het tweede stuk, bij Oedipus, bleek muziek van de in Londen wonende sound designer Tom Gibbons te zijn, een naam die ik tot dan toe evenmin kende al klinkt er natuurlijk wel die van een collega-componist, Orlando Gibbons, in mee.
Beide composities, van zowel Furrer als Gibbons, klonken nieuw en toch ook weer niet, alsof Mnemosyne haar werk had gedaan, de Griekse godin van het geheugen. En meer dan dat: alsof in het heden zowel verleden als toekomst meeklonken. Het werk van Furrer ademde tenslotte ook nog zoiets als het gedicht ‘Mondnacht’ van Joseph von Eichendorff:
Es war, als hätt’ der Himmel
Die Erde still geküßt.
Muziek kan je immers, zoals Christien Brinkgreve in haar recent verschenen studie Het raadsel van goed en kwaad meteen aan het begin al schrijft, ‘meevoeren naar een andere wereld waar een gevoel van geluk heerst, van tijdloosheid, van bestaan en, tegelijk, opgaan in iets groters.’ Voor haar zijn dat Bachs Goldbergvariaties. Voor mij de afgelopen weken even de muziek van Beat Furrer en, in diens slipstream, Tom Gibbons.
Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw waar ze dan weer over schrijft in haar columns.