De naam Mirjam Boelsums klinkt waarschijnlijk nog weinig lezers bekend in de oren, maar deze schrijfster en documentairemaakster heeft sinds 1998 twee boeken gepubliceerd, die beiden positief ontvangen werden. Voor de roman Slangen aaien (1998), die handelt over een zeventienjarige scholiere die betrokken is bij de dood van een leraar, ontving Boelsums zelfs de Debutantenprijs. Ook veroverde deze coming-of-age roman een plekje op de longlist van de Libris Literatuurprijs. Critici prijzen Boelsums’ grote psychologische inzicht en heldere, directe schrijfstijl. Deze kenmerken zijn ook terug te vinden in Boelsums’ nieuwste boek, Dronk.
Dronk is een bundel van achttien verhalen, alle geschreven rond het thema van het keerpunt. De personages worden geconfronteerd met een nieuwe wending in hun leven. Sommigen voelen zich thuis in hun veilige, voorspelbare bestaan dat al jaren rustig voortkabbelt, zoals de huisvader Ronald in ‘Zijn hond’, een van de beste verhalen van de bundel. Met zijn vrouw Andrea is hij al meer dan tien jaar getrouwd en ze hebben samen twee kinderen. Andrea leidt een druk leven buitenshuis, terwijl Ronald thuis aan zijn proefschrift werkt. Door de dood van zijn hond, die hij aanschafte toen hij Andrea leerde kennen, begint hij zich te realiseren dat zijn vrouw hem bedriegt. Zoals in vrijwel alle verhalen in Dronk werpt zich de vraag op: hoe nu verder?
Meestal geeft Boelsums geen antwoord op deze prangende vraag. Ze schetst de situatie van onzekerheid en verwarring en laat het personage – en de lezer – dan aan zijn lot over. Hoewel de vele open eindes gemakzuchtig over kunnen komen, zijn ze in Dronk niet storend. De nadruk ligt in de verhalen namelijk op het keerpunt zelf én de geschiedenis die daaraan voorafging. Zo wordt in ‘Zoethout’ pas in de loop van het verhaal duidelijk dat Josefien jaren geleden haar toenmalige vriend verloor door een ongeluk. Sindsdien ging ze elk contact met mannen uit de weg. Nu staat ze onder het portiek van haar huis te schuilen voor de regen – samen met haar vermeende overbuurman. Ze overweegt hem mee naar binnen te nemen.
Dronk is een knappe, goed geschreven verhalenbundel met personages die worstelen met de onzekerheid in hun bestaan. De verhalen hebben een verschillende lengte, maar delen dezelfde structuur. Veelal opent het verhaal in medias res en bevindt de lezer zich meteen in de (ongemakkelijke) situatie van het personage. De situatie krijgt vervolgens betekenis door datgene wat aan de situatie vooraf is gegaan. Langzaam wordt duidelijk waarom Mark, de hoofdpersoon van ‘Hoog over het water’, het lot wil tarten door met zijn zweefvliegtuig de Noordzee over te vliegen. Mark heeft, evenals de meeste andere personages in de bundel, een traumatische ervaring gehad die zijn opmerkelijke gedrag verklaart.
‘E=mc2′, het autobiografische verhaal waarmee de bundel eindigt, is de vreemde eend in de bijt. Waar de andere verhalen nooit meer dan twintig pagina’s tellen, heeft dit relaas over de overgrootvader van Boelsums er ruim veertig. Boelsums vertelt over haar ontmoeting met haar verre familie in Brazilië en het veelbewogen leven van de broer van haar overgrootvader. Vreemd genoeg valt dit verhaal, dat Boelsums met veel plezier geschreven moet hebben, uit de toon bij de andere verhalen, die alle gekenmerkt worden door een vlot tempo en een strakke regie. Hoewel de twee verhaallijnen in ‘E=mc2’ zorgen voor de nodige afwisseling, mist met name het verslag van Boelsums’ verblijf in Brazilië urgentie. Dagen gaan voorbij waarin er niets gebeurt. De schrijfster is op zoek naar iets, maar wat eigenlijk? Natuurlijk, ze is door haar verre achter-achternicht uitgenodigd om het leven van haar Nederlandse overgrootvader in kaart brengen, maar Boelsums komt er al snel achter dat haar verre Braziliaanse familie eigenlijk niet zo op haar zit te wachten.
Wat thematiek betreft sluit Boelsums’ persoonlijke verslag natuurlijk aan op de niet-autobiografische verhalen: het leven van de schrijfster krijgt een andere wending nadat ze verre familie aan de andere kant van de oceaan blijkt te hebben. Hoewel ze hoopt op een warm onthaal als ‘verloren’ familielid, voelt ze zich al snel een buitenstaander en wordt ze teruggeworpen op zichzelf. Ook Jo, Boelsums verre bloedverwant die naar Brazilië emigreerde, was een einzelgänger en het is interessant om te lezen over zijn ongewone leven vol hoogte- en dieptepunten. Toch vraag je je af: waar wil de schrijfster naartoe, wat wil ze hiermee zeggen? Boelsums is beter in het beschrijven van andermans levens; daar staat ze verder vanaf.