Drie vertaalproblemen – Annemarie Vlaming

Annemarie Vlaming is de vertaalster van Privélessen van Alain Claude Sulzer. Literair Nederland vroeg haar naar de drie lastigste problemen bij het vertalen van dit boek en naar haar oplossingen. Zij maakte daar geen vertaaltechnisch verhaal van, maar een wat persoonlijker relaas. Zij herlas het boek en bij het teruglezen kwam er weer van alles bij haar boven. Annemarie Vlaming: ‘Het is echt een prachtig, stemmig boek.’  

Mag het misschien wat minder?

Sulzer heeft, ook in zijn andere boeken, de neiging in detail te treden. Soms denk ik: ja, nou weet ik het wel, mag het wat misschien wat minder? Maar dat is tegelijkertijd Sulzers grote kracht. Juist door die gedetailleerde beschrijvingen wekt Sulzer zijn personages tot leven. Voor Olga bijvoorbeeld, Leo’s oma, die samen met haar hond in een afgelegen heksenhuisje in het bos woont, zijn die details van levensbelang, zo houdt ze zichzelf staande.

’Wat ga ik nu doen? Het kostte haar geen enkele moeite om simpele klusjes te vinden, daardoor had ze altijd genoeg te doen. Ze praatte de hele tijd in zichzelf. Zaaien, uitdunnen, verspenen, wieden, spitten, hakken, onkruid trekken en zaairijen verjongen, aanaarden en oogsten […]. Voeren en eieren rapen (de hond, de kippen), iedere ochtend, ’s middags at ze altijd een ei, haast iedere avond spiegeleieren. ’s Morgens luisterde ze naar het getsjilp van de vogels en telde ze de slagen van de kerkklok, als deze niet zweeg omdat niemand zich erom had ontfermd en op de toren was geklommen om het uurwerk op te winden.’

Ik hoor haar gewoon mompelen, ik zie haar gebukt door haar tuintje schuifelen, redderen tot het tijd is om naar bed te gaan. Zo lang ze bezig is hoeft ze niet na te denken, ze put zichzelf uit, om ’s nachts een paar uur slaap te kunnen vinden waarin ze haar overleden man, haar kinderen, haar kleinkinderen niet mist.

En dan is er Martha, die binnen haar gezin haar hoofd blijkbaar alleen boven water kan houden door zich vast te klampen aan allerlei futiliteiten.

‘Ze moest opstaan, naar de keuken gaan, er mocht niets aanbranden, niets rauw blijven en niets te gaar koken, ze had zich voorgenomen om een onberispelijk diner te bereiden, zoals je het anders alleen in een restaurant kreeg, een diner dat je niet snel zou vergeten (natuurlijk zouden ze het snel vergeten). De rosbief in bladerdeeg stond te garen in de oven. Hij moest vanbinnen rosé blijven. De groente uit blik lag uit te lekken in de zeef (uit het ontbonden huishouden van haar ouders). De rijst stond zachtjes te pruttelen. Het rook er naar boter en jägersaus, naar champignons, verse peterselie en Martha’s parfum, dat Walter haar ook dit jaar weer had gegeven.’ Je ziet het, je ruikt het, je voelt de sfeer van opgelegde vrolijkheid, van gezellig samenzijn. Haar keurslijf van normen en waarden, geen ontsnapping mogelijk, leeg en troosteloos.

Ja, misschien had het met minder woorden gekund, maar dit is Sulzer ten voeten uit. Ik moet hem vertrouwen, ‘mijn schrijver’ respecteren en zijn tekst geen geweld aandoen door details te schrappen. Elk woord staat waar hij vindt dat het moet staan. Het is zijn eerbetoon aan zijn personages.

Rustig vaarwater

Soms vertaal je een boek ademloos. Je vergeet te eten, te drinken, de adrenaline stroomt door je lijf. Je moet door, het voelt alsof je wordt meegesleurd. Nacht voor het feest van Saša Stanišić is zo’n boek. Je hijgt mee met de vos die naarstig op zoek is naar voedsel voor haar kleintjes, je voelt de hectiek en opwinding van de dorpsbewoners in de nacht voor het grote feest, het vertalen wordt een haast lichamelijke aangelegenheid.

Bij Sulzer niet. Hier geen hevige stroomversnellingen, hooguit wat kleine kolkjes. Sulzers boeken kabbelen voort. Je roeit wat, je dobbert wat en uiteindelijk kom je er ook wel.

Ook dit is Sulzer, zo schrijft hij. Dus ik dompel me erin onder en laat me meedrijven op zijn woorden. Die afwisseling tussen maalstroom en rustig vaarwater is heerlijk. Bovendien: weinig dynamiek wil nog niet zeggen dat er geen grote gevoelens van levensechte personages in het spel zijn.

Waar is Mazko?

Als vertaler word je gedwongen het verhaal keer op keer te doorleven. Dit valt niet altijd mee.

Zwaar had ik het bijvoorbeeld met het eenzame leven dat Olga leidt in haar vervallen huisje in het bos, pratend in zichzelf en tegen haar hondje Mazko, zichzelf bezighoudend met allerlei klusjes om letterlijk op de been te blijven. Haar kleinzoons zijn het land uit gevlucht, op zoek naar een beter leven; ze gunt hun het beste en berust zelf in haar lot. Maar dan is ook Mazko opeens verdwenen en heeft niks nog zin. Waar is Mazko? blijf ik me gedurende het hele vertaalproces afvragen, al weet ik na de eerste keer lezen natuurlijk hoe het afloopt.

En dan de leegte van Martha’s bestaan, de verveling… Het opgeruimde huis, de stilte, het wachten, haar man die vreemdgaat, haar kinderen die haar negeren… Martha, doe iets, wil je roepen, gooi de ramen open, schop je man de deur uit, ga met Leo mee! Diezelfde Leo met wie ik zo’n medelijden had vanwege het tenenkrommende gastgezin waar hij na zijn vlucht uit zijn door communisten bezette vaderland terecht komt. Vol goede bedoelingen, die mensen, maar burgerlijk en hypocriet tot op het bot.

Zomaar een paar voorbeelden van wat me tijdens het vertalen bezighoudt en me soms regelrecht aangrijpt. Je blijft hopen dat het goed komt, blijft zoeken naar een lichtpuntje.

Maar een vertaalprobleem is dit natuurlijk niet, ik ervaar het als een vertaalvoorrecht. Want zelden tot nooit lees ik een boek voor de tweede of derde keer, laat staan vier of vijf. En wanneer haal je nou alles uit een boek wat de schrijver erin heeft gestopt? Wanneer kruipen personages je zo onder de huid als bij het eindeloos doorlezen, corrigeren, teruglezen? Wat een eer!
Lees hier de recensie  van Carlijn Brouwer over Privélessen.

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

19 maart 2013

Zonder aanziens des persoons, ook als het de vijand is
Recensie door Hilde van Vlaanderen

Oorlogsparadijs van Nico Dros is een aanrader. Het is een aangename mix van een historisch gegeven, een subtiel liefdesverhaal en menselijke verhoudingen in oorlogsomstandigheden. Het boek leest vlot, de taal is helemaal passend in die tijd, de jaren ’40 tot ’60, en op de een of andere manier is dat heel prettig.