Door Judith Ploegman
september 2004
Martha Nussbaum, Amerikaanse, filosofe en classica, heeft heimwee naar de Aristotelische zoektocht naar het Goede Leven. Die zoektocht is het streven naar het geluk, naar het Eudaimonia. Plato richtte in die tijd zijn pijlen het uitbannen van alle hartstocht en begeerte omdat hij geloofde dat emotionele toestanden een sluier over de redelijkheid wierpen. Voor Aristoteles wijzen de hartstochten juist in de richting van het Goede, het ligt besloten in ons menszijn om te streven naar het Eudaimonia. Door onze verlangens, onze hartstochten, onze woede en onze vreugde serieus te nemen zijn we in staat de richting te bepalen naar het Geluk. Doordat we redelijke wezens zijn, zijn we in staat te reflecteren op het nut van ons handelen en onze passies in dienst te stellen van het hoogste doel. Dat is het Goede Leven.
Nussbaum stelt dat in liberale democratieën als de onze de vraag naar het Goede Leven van groot belang is. Burgers worden verantwoordelijk gesteld voor en zijn vrij in het kiezen van wat ze goed en nastrevenswaardig vinden. De staat legt slechts de grenzen van betamelijkheid vast bij wet. Om ons leven richting te geven en om goede keuzes te kunnen maken is het belangrijk te bepalen wat ieder voor zich beschouwd als het Goede Leven.
Ze heeft een ethische theorie ontwikkeld waarin, net als bij Aristoteles, de emoties een belangrijke rol spelen. Emoties zeggen iets over de argumenten die we hebben voor een morele beslissing, ze zijn het product van een overweging. Door te reflecteren op emoties komen we bij onze vooronderstellingen en kunnen we bepalen of deze redelijk zijn. Emoties hebben eveneens een zinnige betrekking op de implicaties van de morele keuzes. Door empathie en voorstellingsvermogen zijn we in staat ons in te leven in de effecten van een bepaalde beslissing in het leven van een ander.
Wanneer we begrijpen welke positie we innemen en hoe die positie zich verhoudt met onze en andermans opvattingen over het leven, kunnen we bewust kiezen. Zo zijn we in staat om verantwoording te dragen voor ons eigen leven.
In Aristoteles’ staatsideeën is een grote rol weggelegd voor dichters, schrijvers en theatermakers om precies deze reden: door het prikkelen van het voorstellingsvermogen worden we gedwongen met hart en ziel betrokken te zijn bij de keuzes die we maken. Het publieke debat moest zich afspelen in het theater, mensen moesten aan het denken worden gezet door beelden en metaforen, het verlangen moest gewekt worden, de lokroep van de muzen moest gehoord worden. Op deze manier werd het inzicht in het Goede Leven verfijnd en eigen gemaakt.
Nussbaum grijpt hierop terug, zij het met meer nuance. Ze ziet literatuur als het middel om ons morele denken te verfijnen. Door het voorstellingsvermogen te prikkelen ontwikkeld het empathisch vermogen zich. Literatuur stelt ons in staat in de huid van een ander kruipen. Literatuur is meeslepend, we worden met hart en ziel betrokken bij het fictieve leven van de hoofdpersoon. Tegelijkertijd is er de afstand die we nodig hebben om te kunnen reflecteren en niet meegesleept te worden in de zuigkracht van onze emoties. Er wordt bovendien niet, zoals in een dialoog, meteen een reactie gevraagd. We hebben genoeg tijd om na te denken over wat het leven van die ander betekent voor onze eigen opvattingen.
Wil de literatuur dat middel zijn tot verfijning van de moraal, dan moeten we reflectieve vragen stellen. We moeten onze eigen positie betrekken en vergelijken met de positie van de personages in het boek. Welke emoties spelen een rol? Welke emoties worden opgeroepen bij de lezer? Wie heeft mijn sympathie, wie staat me tegen? Waarom is dat zo? Welke redenen heeft een personage om bepaalde keuzes te maken? Had ik dezelfde keuzes gemaakt in zijn of haar plaats? Wat is het centrale thema? Welke waarden worden er vertegenwoordigd? Welke waarde hecht ik aan die waarden? Vragen van dit soort leiden tot inzicht in onze eigen morele overtuigingen.
Ieder mens maakt morele beslissingen en bepaalt wat hij van meer of minder waarde vindt in het leven. Publieke personen als rechters en politici nemen echter beslissingen van heel ander kaliber, beslissingen met een niet te miskennen impact. Het is een kunst om je te blijven realiseren dat je beslissingen neemt over personen, dat het je niet in de koude kleren gaat zitten wanneer je beslissingen anders uitpakken dan je had verwacht. Onder druk van verantwoordelijkheid bestaat het risico dat emoties niet langer serieus genomen worden en er een verharding ontstaat. Nussbaums pleidooi voor de zoektocht naar het Goede Leven is dan ook met nadruk gericht op deze mensen.
We hebben democratieën ontworpen omdat we de vrijheid van het individu hoog aanslaan. Omdat we vinden dat iedereen recht heeft op een menswaardig bestaan. Omdat we met z’n allen de verantwoordelijkheid willen dragen voor een goed leven met gelijke kansen voor iedereen die zich binnen de grenzen van onze samenleving bevindt. Als publieke personen zich niet meer in kunnen leven in de mensen waar het over gaat, dan is dat strijdig met de fundamentele waarden van de democratie. Juist voor hen is het belangrijk om stevige morele grondvesten te hebben in het leven en te weten waar ze naar streven.
Gezien de huidige politieke ontwikkelingen in Nederland is de vraag naar waar we voor staan hoogst actueel. Neem minister Donner. Wat ligt er ten grondslag aan de reden dat hij een extra wet in wil voeren die er voor zorgt dat kwetsende opmerkingen ingeperkt worden? Maakt hij zich zorgen om mogelijke gevolgen en is het een manier om rust te creëren en excessen in te perken? Heeft hij misschien de overtuiging dat we met de huidige wet onrecht toelaten? Zijn er grondige overtuigingen die hem tot dit voorstel doen besluiten of is het de angst voor het onbekende? Hoe ver kun je gaan om de veiligheid te garanderen zonder de vrijheid te verliezen?
Of Minister Zalm, is hij in staat zich in te leven in een situatie waarin het bijna onmogelijk lijkt te eindjes aan elkaar te knopen? Kent hij de klemmende druk van het gebrek aan geld? Waar wordt het inperken van overheidsvoorzieningen strijdig met menswaardigheid en gelijkheid? Met welke overtuiging komt hij tot dergelijke beslissingen?
En Minister Verdonk, wat is er door haar heen gegaan toen bleek dat Somalië onveilig was en er onder haar hoede mensen terug zijn gestuurd die nu wellicht niet meer leven? Wat is haar opvatting van een ‘schrijnende situatie’? Wat gelooft ze over het opvangen van mensen in noodsituaties?
En waar heeft minister President Balkenende het over als hij over een waarden en normendebat spreekt? Waar staat hij zelf voor en wat is de reden dat hij denkt dat de samenleving baat heeft bij zo’n debat?
Er is maar een manier om antwoord te krijgen op deze vragen en dat is door ze te gaan stellen. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt. Martha Nussbaum geeft ons de middelen in handen voor een interessant experiment. Ik ga bij politici langs om ze aan het woord te laten over de morele moeilijkheden waar ze tegen aan lopen. Een onbevooroordeeld interview, een open gesprek. Dat interview publiceer ik op Literair Nederland. Aan de hand van de antwoorden stellen we dan een literair advies op.
Martha Nussbaum, Wat Liefde Weet, Boom 2002
Martha Nussbaum, Cultivating Humanity, a classical defense of reform in liberal Education, Harvard University Press 1998