De werkelijkheid van Amos Oz (1939-2018)

Op oudejaarsavond verwachtte ik niemand toen er werd aangebeld. Er stond een jongeman voor de deur. Hij zei, ‘Je zult wel niet meer aan me gedacht hebben.’ En ik, die dacht onverwachte gebeurtenissen ten alle tijde te zullen omarmen, vroeg, ‘Hoezo?’ De jongeman zei dat hij de ongenode en onverwachte gast was waar ik mijn hele leven al op wachtte. Ik schrok, want het is waar. Ergens in een gebied dat uit boeken komt, wacht ik op iets, een heilbrenger die de werkelijkheid een switch geeft zoals in verhalen wel gebeurt.

Drie dagen daarvoor was Amos Oz overleden. Met A.B. Yehoshua en David Grosmann vormde hij ‘de grote drie van de Israëlische literatuur’, schreef Anet Bleich in een postuum voor de Volkskrant. Toen ik van zijn overlijden hoorde, zocht ik direct naar zijn meest omvangrijke werk. Een verhaal van liefde en duisternis is een liefdevol boek over zijn ouders en voorouders. Maar ook een boek over teleurstelling en verbittering. Op welke plek je het boek ook openslaat, je wordt direct gevangen door zijn woorden. Amos Oz ontdekte al jong dat de werkelijkheid niet kon tippen aan het leven dat in boeken wordt opgeroepen:
‘Wat mij omgaf telde niet, alles wat telde was van woorden gemaakt. (…) De hele werkelijkheid was niets dan een vergeefse poging, een oppervlakkige, mislukte poging om de verschijnselen uit de woordenwereld te imiteren.’
Net toen ik me begon af te vragen wat zijn leidende thema was in zijn boeken, viel er een losbladig, dubbelgevouwen blad papier uit het boek. Het was een door de uitgever toegevoegde getypte brief gericht aan de lezer, aan mij.

‘Beste lezer, 
Als u mij zou dwingen in één woord te zeggen welk verhaal ik vertel in alle boeken die ik heb geschreven, dan zou ik zeggen: gezinnen. Als u mij twee woorden toestaat, zeg ik: ongelukkige gezinnen.’
Dat fascinerende mij – de grote problemen die hij aanroerde, teruggebracht tot het gezin. Nu begreep ik ook de titel, meegegeven aan twee essays over de verhoudingen tussen Israël en Palestina, Help us to divorce. Dat gaat over twee volkeren die een uiterst slechte relatie met elkaar onderhouden, geschetst als een slecht functionerend gezin, waarvan beide partijen maar niet kunnen besluiten uit elkaar te gaan.

In een van die essays beschrijft Oz hoe een passagier tijdens een lange taxirit naar de joodse chauffeur moet luisteren terwijl deze afgeeft op de Arabieren. De passagier vraagt hoe dit opgelost kan worden. Nou, zegt de taxichauffeur, gewoon elke Israëliër een wijk in de stad toekennen en van deur tot deur gaan met de vraag of hier Arabieren wonen. Zo ja, neerschieten. Dan zegt de passagier, die schrijver is, ‘Maar wat als er aan het einde van de dag, als het werk erop zit, de handen gewassen zijn, uit een van die huizen het huilen van een baby klinkt.’ Of hij dan terug gaat om zijn werk af te maken. Na een moment van stilte antwoordt de chauffeur: ‘U bent een wrede, heel wrede man.’

De jongeman die onaangekondigd voor mijn deur stond wenste ik een goed uiteinde. Dat was nogal laf. In een goed verhaal had ik hem binnengelaten, een stoel voor hem aangeschoven, een kom soep aangeboden, een kom geurende soep. Ook ik heb een probleem met de werkelijkheid.

 


Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Inge Meijer: