Zullen ze het zo bedacht hebben bij het CPNB: ‘Laten we dit jaar maar weer twee mannen doen. Scheelt een hoop gezeur, (denkend aan vorig jaar toen de gekozen schrijfster gewogen en te licht bevonden werd). Doen we volgend jaar weer een vrouw, misschien wel twee, voor het essay en de novelle. Doen? Dan lopen we gelijk een beetje in op dat handjevol vrouwen die een boekenweekgeschenk hebben geschreven.’
Ze weten dat er geturfd wordt op het aantal vrouwen, dat ze op hun tellen moeten passen. Niet dat je overal rekening mee kunt houden; het gaat per slot om de literaire kwaliteiten van een schrijver en een verheffend thema. Dat moet niet uit het oog verloren worden.
Ik denk dat er sprake was van miscommunicatie, een geval van niet op dezelfde golflengte zitten. Komt in de beste organisaties voor. De keuze van welke schrijvers, liep, denk ik, niet synchroon met degenen die met het thema aan het stoeien waren. Er was geen onderling overleg, er werd niet breed gekeken en toen was daar opeens een thema van jewelste: ‘De moeder de vrouw’. Klinkt wel goed zeiden ze tegen elkaar. ‘Linken we het aan het gedicht van Nijhoff, dan hebben we een belangwekkend en ook literair thema bij de hand. Prachtig toch?’ Daar stonden dan aan de ene kant die twee mannen en aan de andere kant die twee vrouwen, ‘De moeder’ en ‘ de vrouw’. Toen begon ik me opeens dingen af te vragen. Was ik niet teveel van de Amerikaanse mannenliteratuur. Met ‘mijn’ Philip Roth tot aan de Henry Miller van Anaïs Nin. Schuldbewust vroeg ik mij af of dit thema mij ergens heen wilde leiden waar ik geen idee van had. Had ik wel genoeg vrouwelijke auteurs gelezen om er een mening op na te mogen houden? Ik was me er heus van bewust dat er mannelijke en vrouwelijke schrijvers zijn, maar het verschil was me nog nooit zo opgedrongen als nu. Door het ‘moeder de vrouw’ thema.
Van de weeromstuit begon ik alle vrouwelijke auteursnamen in mijn boekenkasten in een boekje te noteren. Beginnend bij Pearl Abraham, Maria Barnas, De Beauvoir, Blaman, Edna O’Brian langs Dulce Maria Cardoso, Colette, Rachel Cusk, Minke Douwesz, Anna Enquist, Keri Hulme langs Mensje van Keulen, Connie Palmen, Sylvia Plath, naar George Sand, Marijke Schermer, Rachel Seiffert, Marijn Sikken, Susan Sontag, Anne Tyler, Manon Uphoff, Frida Vogels, Christa Wolf, Virginia Woolf, Maartje Wortel, eindigend bij Miek Zwamborn. Teveel om hier allemaal te noemen. Meer dan honderd. Ik wist niet dat ik zoveel vrouwelijke schrijvers in huis had. Ik denk er eigenlijk nooit bij na als ik een boek koop. Ook als ik lees ben ik me vaak niet bewust of ik een vrouw of man lees. Als een auteur sterk in zijn taal is waarmee de dingen goed aaneen getrokken kunnen worden. Als ze meanderend en schuivend met woorden tot stellingen komen, ideeën ontvouwen, ruimte creëren; dan ontstaat er bewondering. Als het een vrouwelijke auteur betreft, dan denk ik, zie eens, hoe goed ze het kunnen. Dat toch wel.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.