Ik dacht dat er op deze wereld wel eens één iemand zou kunnen zijn die heel erg behoefte heeft aan iets moois, iets schoons, iets helders iets prachtigs. Aan woorden die kloppen en niets anders teweeg brengen dan zachtheid, compassie en mededogen nadat er al teveel woorden als verzengende lava over de wereld werden uitgebraakt en waar iedereen als door een zika-mug gestoken op reageerde. Die iemand wordt op zijn vrije zaterdag gebeld door verontwaardigde wereldleiders, die niet snappen waar je mee bezig bent. Dat je weer moet uitleggen: ‘Ik ben met meerderheid gekozen en het was heel druk bij mijn inauguratie’. Als antwoord verbreken ze botweg de verbinding. En daar zit je dan. Constant worden afgerekend op wat je zegt en doet, gaat je niet in de koude kleren zitten. Op een gegeven moment weet je ook wel dat je niet zo slim bezig bent maar dat kun je niet toegeven want dat ligt nu eenmaal niet in je aard. Dan is er iets nodig van een geheel andere orde.
Ik had een nogal mokkende week achter de rug omdat niemand echt meedeed met wat ik wilde. Mijn lief maakte een vermoeide indruk als hij mij zag en van ingehouden woede kon ik de slaap niet vatten. Op een nacht sloeg ik het dikste boek dat ik had en steeds maar bewaarde – zoals sommige mensen het lekkerste hapje op hun bord voor het laatst bewaren, zo schoof ik dat boek steeds opzij – open. Het was een boek van Vikram Seth, De geschikte jongen en telde 1357 – met fijne drukletter vol gedrukte – dunne bladzijden. Maar wat een mooie bladzijden! Het begon al met de inhoudsopgave, wat een compleet gedicht bleek. Ik las het als betoverd en wenste dat iemand aan mijn bed kwam zitten en me de regels zou voorlezen. Dat ik even niet hoefde te morren, niet de baas zijn en zeggen dat ik de grootste ben. Iemand naast mijn bed, mijn hand vasthoudend en met zachte stem de zinnen een voor een opzeggend in de nacht:
1 Twee jonge mensen raken aan de praat.
Een moeder mokt; een souvenir vergaat.
2 Een courtisane zingt koel haar zwoele lied.
Vol hoop koopt een aanbidder een parkiet.
3 Een paartje laat zich steels op de baren wiegen.
Een moeder vreest haar hoop te zien vervliegen.
4 Twee mannen lopen warm voor ’t schoenenvak.
Een ander snijdt twee broques, met groot gemak.
5 Er vloeit bloed in een steeg: in ’t parlement.
Haalt een harpij uit naar haar opponent.
6 Een baby schopt; een boze radja gromt.
Een jongen kiest de goot; een vader bromt
(…)
14 Ook in de strijd blijft de premier en heer.
Oprecht bewijzen zoons hun doden eer.
Bezwerende regels om bij weg te dromen, fantasie te laten stromen. Betoverd raken, flabbergasted, denken What the …! Dan moet het verhaal nog beginnen, 1357 bladzijden, mooie beschrijvingen, gedachtenspinsels, koloniale geschiedenis. Ik dacht, lees die ene, die niet weet wat ie doet, elke avond een paar van deze regels voor.