De man zonder ziekte van Arnon Grunberg gaat over een jonge ambitieuze Zwitserse architect met Indiase roots, Samarendra Ambani, voor zijn vrienden Sam. De kern van Sams identiteit definieert hij negatief. Deze wordt namelijk gevormd door ´het gebrek aan ziekte. Hij heeft geen rolstoel nodig, geen permanente verzorging, hij is heer en meester over zijn eigen lichaam.´ (8) Hierin verschilt hij van zijn jongere zus Aida, die kampt met een langzaam erger wordende spierziekte, waarvoor geen genezing is, behalve misschien via een dure methode in de Verenigde Staten. Sam is niet tevreden over zichzelf: ´De afwezigheid van ziekte in zijn leven was geen zegen, maar een verborgen gebrek. Hij had altijd genomen, zonder ooit iets terug te geven. Hij besloot een architect te worden die gaf, een genereuze architect.´ (23) ‘Hij wil geen architectuur maken die boven de mensen staat, die macht wil uitoefenen, maar architectuur die naast de mensen staat, die iets terug geeft.’ (35)
Het boek gaat onder meer over hooggestemde idealen over kunst en cultuur en hun nut voor de mens. Grunberg lijkt te willen tonen hoe zulke idealistische denkbeelden totaal verkeerd kunnen uitpakken in een gepolitiseerde wereld vol geweld en haat. Sam wordt door Grunberg twee maal naar het Midden Oosten gestuurd. De eerste keer naar Irak, omdat hij denkt dat hij meedingt in een wedstrijd om een operagebouw in Bagdad te ontwerpen, om Puccini naar de Irakezen te brengen. De tweede maal gaat hij naar Dubai, om een enorme bibliotheek te bouwen, die alle boeken van de wereld moet bevatten. Beide keren loopt Sams reis uit op een persoonlijk drama. Hij wordt gevangen genomen en aangezien voor een spion. De eerste keer wordt hij nog verlost uit zijn gevangenschap, de tweede keer verloopt anders.
De niet meer gelovige Sam wordt ertoe gedwongen terug te komen op zijn haast religieuze visie op de heilzaamheid van kunst: vroeg in de roman lezen we het volgende: ´Waar eens God zat, zat nu de kunst; een god zonder tanden vermoedde Sam, maar wel met een liefdevolle glimlach. Kunst bijt niet.´ (19) Dat is, zo blijkt, een naïeve gedachte. Als Sam naar Irak afreist doet hij dit in de veronderstelling dat het ergste daar wel achter de rug is. Hij wil helpen bij de wederopbouw. Hij ziet voor zichzelf en andere architecten een grote rol: ´Oorlog vernietigde mensen en hun huizen. Architecten bouwden huizen, zij stonden tegenover oorlog zoals de arts tegen de dood.´ (22) Volgens zijn compagnon Dave neemt Sam de architectuur echter te serieus, hij moet deze meer als spel zien, zoals een kind met zijn blokken speelt. (127)
Sam is een leerling van de bekende architect Max Fehmer. Hij denkt soms dat hij deze kan evenaren of overtreffen. Fehmer stelt in het boek het volgende:´De kracht van een architect is zijn talent, waarvan je zijn naïviteit moet aftrekken. Je kunt er een vergelijking voor opstellen: k=t-n´ (62/63) En ook: ´De architect moet de mensen niet verbeteren, hij moet ze bij de hand nemen en leiden´ (62) Hiermee is Sam het niet eens. Het gaat bij hem steeds ook om ‘de actieve interpretatie van de gebruiker.’ (192) De architect moet niet te dwingend zijn.
De man zonder ziekte is onder meer een roman over kunst- en architectuurvisies en hun rol in een onoverzichtelijke wrede wereld. Grunberg sprak in voorbereiding op het schrijven van het boek met diverse architecten, onder wie Rem Koolhaas. Het personage Max Fehmer stelt: ´In onze wereld is identiteit fastfood. Architectuur moet meer willen zijn dan de tomaat op de hamburger, architectuur moet de keuken zijn waar de hamburger wordt gebakken. De architect beïnvloedt de identiteit van de gebruikers van zijn gebouwen, zijn bruggen, zijn torens. De architect is er niet alleen om mensen een dak boven het hoofd te geven, voor een dak hebben ze genoeg aan een tent, daarvoor hebben ze geen architect nodig´ (19/20). Voor Fehmer is iedere burger een architect, omdat iedereen dagelijks met architectuur wordt geconfronteerd, dit in tegenstelling tot de visies van filosofen en sociologen, waarmee mensen maar zelden in aanraking komen. (20) De architect heeft dus zowel grote invloed als grote verantwoordelijkheid.
Sam ziet in de eerste helft van de roman een connectie tussen schoonheid en idealisme. Hij herinnert zich instemmend een uitspraak van een docent kunstgeschiedenis die zei: ´Geen ethiek zonder esthetiek. Wie de esthetiek verwaarloost, kan vroeg of laat ook de ethiek begraven.´ (50)
Wat later in de tekst, als hij de futiliteit van zijn Irakmissie begint in te zien, komt hij tot een hard zelfverwijt: ´Hij is naïef geweest, en naïviteit is erger dan domheid, erger zelfs dan slechtheid.´ (62). Het is een mening waarmee men het hartgrondig oneens kan zijn. Sam handelt in de rest van het boek ook niet alsof hij dit inzicht daadwerkelijk tot zich heeft laten doordringen.
Het boek gaat minder over trauma dan misschien mogelijk was geweest. Nadat hij na zijn eerste gevangenschap uit Irak terug is in het veilige Zwitserland vraagt Sam zijn vriendin om op hem te urineren en hem ´hond´ te noemen, zoals in gevangenschap geschiedde. Echt over het gebeurde praten wil hij niet: ´Praten maakte de dingen in de regel alleen erger. Als iets genezend is, is het zwijgen.´ (101)
De man zonder ziekte overtuigt, zonder dat je meteen Grunbergs levensvisie wil overnemen. Het aangrijpende (maar voor Grunbergwatchers niet onverwachte) einde lijkt onontkoombaar, maar als je terugleest, zie je dat toeval ook een rol speelde. Aan het einde zit verder nog een onverwachte ´twist´, als ware het boek een Hollywoodfilm. In de laatste bladzijden wordt een ander licht op Sam geworpen, zodat de rest van het boek ook anders moet worden gezien.
In de roman wordt Westerse arrogantie (of: naïviteit) hard afgestraft. Grunberg zet de lezer aan het denken over belangrijke thema´s als identiteit, cultuurverschillen, de rol van kunst en cultuur en de werking van projecten ter wereldverbetering. De stijl is geslaagd: Grunberg weet in iets meer dan tweehonderd bladzijden zijn visie op Sam en mensen met denkbeelden als Sam indringend zonder opsmuk te tonen. Een ijzersterk boek.