De jongen in het jurkje

Voor mijn zesde verjaardag wenste ik een tunica, gemaakt van rode stof met een witte band aan hals, mouwen en onderkant. Het was exact ‘het jurkje’, zoals dat thuis werd genoemd, dat Alex droeg op het omslag van De gouden sfinx. Alex, blonde krullen, stoer, Galliër, stripheld. Bedacht door de Franse striptekenaar Jacques Martin (1921 – 2010). De gouden sfinx kreeg ik van tante Neel, de oudste zus van mijn moeder. Het album heb ik nog steeds. Vouw in het omslag, rug verwoest, resten plakband. Op het titelblad staat mijn handtekening met jaartal. De handtekening van een sprinter.  Klaar om weg te stuiven.
Ik weet dat ik heb gesmokkeld met het jaartal, 1971 schreef ik er later in, misschien rond mijn tiende jaar. Bij de antedatering hield ik me, inmiddels verzot op tijdbalken en chronologie, aan het copyright-jaartal op pagina twee. Het boek moest ik in 1971 hebben gekregen, vlak voor ik naar de lagere school zou gaan. Want De gouden sfinx heb ik gelezen voor ik kon lezen.

Heeft het album voor mij daardoor iets magisch gekregen? Liggend op mijn buik in de woonkamer bestudeerde ik elk plaatje tot in detail. Om te begrijpen, om te kunnen fantaseren. De gouden sfinx bood voor dat laatste alle mogelijkheden. De eerste zestien pagina’s spelen zich af in Gallië, woeste sneeuwvlaktes, Romeinse soldaten en Alex met wollen muts, lange broek en cape over een ontbloot bovenlijf. Zo’n stripheld heeft het zelden koud. Dan verschuift op die zestiende pagina het decor naar warmere oorden. Een boot vaart de haven van ‘Alexandria’ binnen, een nieuwe wereld van Antieke schoonheid. Alex draagt nu wel een rode tunica, maar dan eentje zonder de witte banden, van het omslag. Ik noem hier Gallië en Alexandrië, maar ik had – en dat herinner ik me nog goed – geen idee waar Alex vandaan kwam, waar hij was en waarom hij überhaupt de boot had genomen.

En ik begreep ook niet waarom hij in het album niet de tunica van het omslag droeg, terwijl daar overduidelijk een scene uit het boek op was afgebeeld. (Nu begrijp ik het wel, het omslag is namelijk getekend bij de heruitgave en toen had Alex, die er inmiddels al meer avonturen op had zitten, van zijn tekenaar een vast kostuum gekregen.)
De gouden sfinx wakkerde mijn liefde voor geschiedenis aan, maar het deed meer met mij. Want was het vanwege hem dat Alex de reis had ondernomen? Op het omslag staat achter Alex een donkere jongen met sluik haar. Hij draagt een blauwe lendendoek en loopt op blote voeten. Zocht Alex hem? Al die tijd? Raakte juist dát een snaar bij mij?  ‘Enak begint van plezier te rennen en Alex gaat achter hem aan. Hij vindt het fijn, dat Enak zo blij is.’
Naar dat plaatje, waarop de twee vrienden ergens in Alexandrië de trappen oprennen, staarde ik het vaakst. Dat wilde ik ook. Onbezorgd één van twee zijn.
En de tunica? Ooit heb ik er een proberen te maken van een oud wit laken, maar toen was ik al acht.

 

 

 

 

 

 

 



Eric de Rooij
(1965) is schrijver, dichter en humanistisch geestelijk begeleider. In 2020 verscheen zijn debuutroman De wensvader bij uitgeverij kleine Uil. In zijn columns schrijft hij over boeken die iets voor hem betekend hebben.

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Meer van Eric de Rooij: