Twee dagen nadat Kees Fens overleed op 14 juni 2008 ging de documentaire Erfgenaam van een lege hemel in première. Filmer Hans Keller portretteerde de literatuurcriticus en P.C. Hooftprijs winnaar aan het eind van zijn leven. De film begint als Fens de Chassékerk in de Amsterdamse wijk de Baarsjes binnenkomt. De kerk, gebouwd in de jaren twintig in de stijl van de Amsterdamse School, staat in de Amsterdamse buurt de Baarsjes waar hij opgroeide in de jaren 30 van de vorige eeuw. Toen leefde de kerk en ook God was nog niet ‘hulpbehoevend’. De Chassékerk ligt er in de documentaire uitgewoond en leeg bij. De glorietijd van het katholicisme is voorbij. Nu is, in de woorden van Fens, de ‘hemel in scherven naar beneden gekomen’.
Mooie scherven voor Fens waren de kathedraal in Chartres, de basiliek van Vezelay maar ook de poëzie van Petarca. Voor hem was het katholicisme veel meer dan een religie. Het was het instituut dat hem kennis deed maken met zeventien eeuwen cultuurgeschiedenis. Voor Fens waren die scherven schitterende juwelen die je met de lijm van je de verbeelding tot een eigen hemel kon reconstrueren.
Er komen in deze tijd wel meer hemeltjes in scherven naar beneden. Eén ervan is het hemeltje van de literatuurkritiek. Vroeger was een literaire criticus iemand waar tegenop werd gezien, waarop door schrijvers werd gevloekt en die een plaats in de literaire wereld had. Gerard Reve wenste de kritiek nog ‘bloedkanker achter het hart’ toe. Jeroen Brouwers schijnt een aantal jaren na een slechte kritiek van Fens niet meer hebben durven schrijven (wat Fens trouwens speet). Het gezag van de criticus is aan het verdampen. De boekenbijlagen verdwijnen uit de kranten, die met dalende oplages kampen. Nog geen jaar na Fens’dood besloot ‘zijn’krant, de Volkskrant, de boekenbijlage Cicero de nek om te draaien. (Je bent achteraf nog blij dat hij het niet heeft hoeven meemaken.) In plaats van krantenbijlagen is er het internet, en sites als deze waar goedwillende amateurs stukjes schrijven die, als ze al gelezen worden, nooit het gezag zullen krijgen die in het verleden de krantenstukken hebben gehad.
Kees Fens was één van de laatste grote critici en bij de Volkskrant denken sommigen met weemoed aan hem terug. Het dreigt stiller te worden rond zijn nagedachtenis en daarom hebben de redacteuren Arjan Peters en Erik van den Berg een keuze gemaakt uit nog ongebundelde stukken die, op één na, in de periode 1969-1977 in de Volkskrant verschenen. Hun weemoed is meer dan begrijpelijk. Het is navoelbaar.
Fens schreef boekrecensies voor de Volkskrant tot 1977. Toen had hij er genoeg van om de middelmaat van de pas verschenen literatuur van commentaar te voorzien. Nieuwe boeken verschijnen, worden besproken en verdwijnen dan meestal weer snel . Wat blijft is zeldzaam. Hij voelde zich benauwd worden in het harnas dat de waan van het seizoen hem oplegde. Liever wijdde hij zich aan boeken die hij zelf koos, ook zelf kocht en die vaak verrassend afweken van wat op dat moment actueel geacht werd.
De bundeling van de Volkskrantstukken in het pas verschenen De hemel is naar beneden gekomen, behoren bijna allemaal tot de recensies van boeken die Fens niet zelf uitzocht. Veel van die titels zijn of geheel vergeten of zo ver naar de achtergrond verdwenen dat je je afvraagt of iemand ze ooit nog lezen zal. Bijvoorbeeld, ik zal niet gauw Wie nu geen huis heeft van Maartje Luccioni (De Bezige Bij, € 14,50) lezen. Ook de dagboeken van Cees Buddingh (opnieuw De Bezige Bij en weer € 14,50) zal ik links laten liggen. Maar de kritieken van Fens zijn het lezen na al die jaren nog wel waard. Dat komt ook omdat hij de bespreking van een boek dat hij middelmatig of slecht vond, voorzag van een lange, essayistische inleiding in een poging het stuk te redden. Dat is vaak verbazend goed gelukt. Deze recensies wijken af van zijn latere, meer beschouwende stukken die later onder de titel In het voorbijgaan verschenen zijn.
Misschien is elk afzonderlijk stuk dat in De Hemel is naar beneden gekomen is opgenomen niet eens zo bijzonder. Het zijn scherfjes die pas als je ze allemaal bij elkaar neemt een stukje literatuurhemel tonen. Er doet zich bij de lezer ook een meetbaar effect voor. Wie veel Fens leest krijgt last van wat ik maar het ‘Fens-effect’ noem. Het bestaat hieruit dat je wilt lezen, vooral veel wilt lezen. Je wilt lezen in de boekenkast van Kees Fens.
Fens’ leven en gedachten waren doordrenkt van literatuur en hij had de gave dat over te brengen. Alsof het een prettige ziekte was kon hij je door middel van zijn stukken er mee besmetten. Hij onderwees, zonder op de knieën te gaan zitten. Hij legde niet uit maar wees op dingen die hem opvielen en die hem raakten. Zijn recensies zijn vaak ingebed in een beschouwing en nooit bedoeld om alleen de inhoud van het besproken boek weer te geven. Recenseren was voor hem meer dan het bespreken van dat ene boek. Als het goed was moest er ook iets over literatuur in het algemeen in doorklinken. De waan van het seizoen moest overstegen worden.
Een aantal stukken in de bundel heeft betrekking op boeken die wel overeind zijn gebleken. Fens is dan op zijn best. Het eerste voorbeeld in De hemel... is De anonieme poëzie van Jan Hanlo over de Verzamelde gedichten van Hanlo. Op mij had het een meetbaar Fens effect: ik heb Hanlo weer eens uit de kast gehaald. Een ander hoogtepunt is de bespreking van de heruitgave van Gorters Verzen, uit 1977. ‘Misschien nooit in onze taal is er zoveel geforceerd met zo veel resultaat.’
Fens is bijna altijd leesbaar, maar tot mijn verbazing zijn er een paar stukken vrij taai. Een recensie van De Taal der liefde van Gerard Reve uit 1972 is getiteld Op de grens van wat in ernst zegbaar is. De titel doet al een moeilijk leesbaar stukje vermoeden en dat blijkt te kloppen. De vervelendste zin uit dat stuk gaat als volgt: ‘En zowel de gedrevenheid van de spreker als de zwaarte van de opgave de liefde in taal te maken, verklaart de intensiteit van de monoloog, waarin ook de angst voor een te snel bereiken van het hoogtepunt en daarmee, de intrede, van de vervreemding en leegheid, meespreekt.’ Een ander voorbeeld van een taaie zin is uit de recensie van het hierboven genoemde boek van Luccioni: ‘Wanneer stilistische middelen door veroudering van werken zelfstandige zaken zijn geworden, ontstaat er een discrepantie tussen die middelen en datgene wat er in uitgedrukt wil worden: stijl en taal hebben nog nauwelijks inhoud.’
Zulke zinnen verbazen bij Fens omdat hij meestal zo zorgvuldig en helder schrijft. Ze zijn, als je de hele stukken leest, ook nog wel te begrijpen en de laatste is bovendien onderdeel van een erg aardig betoog over de veroudering van boeken. In de 61 stukken (255 bladzijden) die deze bundel telt zijn ze gelukkig zeldzaam. De latere stukken zijn wat lichter van toon en ook de humor komt steeds beter uit de verf. Zo ontwikkelt Fens zich in dit boek steeds meer in de richting van de man die je je herinnert.
Het meest verbazingwekkende stuk is uit 1974 en heet Van het duister naar te licht, waarin Fens twee kinderboekschrijvers neersabelt. Het is voor Fens’ doen ongehoord hard en de beginzinnen zijn al meteen raak: ‘Aan veel auteurs van kinderboeken is een slecht schrijver verloren gegaan. Daar kunnen de literatuurcritici blij mee zijn, maar de kinderen zitten er mee.’ Vervolgens wordt eerst Jaap ter Haar op grond van zijn stijl geknipt en geschoren en moet daarna Thea Beckman’s Kruistocht in Spijkerbroek er aan geloven. ‘Een boek als dit is in feite voor niemand, dacht ik. Maar het is al aan zijn tweede druk’. Inmiddels ligt de zesentachtigste druk in de boekwinkels.
Het Fens-effect treedt vooral op als de voorkeuren van Fens aan het licht komen. De middeleeuwen, de Engelse cultuur, de poëzie en de vele facetten van de liefde voor literatuur. Er zijn leuke stukken over de boekhandels van Engeland, (met name Blackwell’s in Oxford, ‘de efteling voor intellectuelen’), over Leo Vroman, The book of Kells, van Deyssel en nog veel meer. De belezenheid van Fens en de moeite die hij altijd nam om er meer over te willen vertellen dan hetgeen hij net gelezen had, wakkeren je verlangen om meer te lezen aan.
De weemoed die ik in de inleiding van Van den Berg en Pers meen te lezen, kun je navoelen als je het boek uit hebt. En je stelt je ongeveer dezelfde vraag die Jan Blokker na de dood van Fens stelde: ‘Maar hoe moet een nieuwe generatie krantenlezers nu nog vertrouwd raken met Augustinus en de andere kerkvaders, met Dante, met Oscar Wilde en met de poëzie van Lucebert? ‘ Dat is inderdaad een probleem.
Stilstaan en treuren bij de dood van Fens doe je bij het indrukwekkend laatste stuk. Het was ook Fens’allerlaatste. Het is uit 2008, enkele dagen voor zijn dood geschreven en verschenen in de Volkskrant op de dag dat zijn begrafenis plaatsvond. Het is een bespreking van een nieuwe vertaling van Petrarca’s Liedboek. ‘Het hooggebergte van de poëzie’, merkt Fens op en hij citeert, zelf ziek en met de dood voor ogen zijn zo geliefde dichter:
Bezie niet mij maar zie mijn Schepper aan,
niet wat ik ben, maar Zijn gelijkenis,
dan gaat een zo laag mens U aan het hart.
Op zo’n moment is de hemel even heel en hoef je aan scherven niet meer te denken.
De hemel is naar beneden gekomen
Een keuze uit de literaire nalatenschap
Auteur: Kees Fens
Verschenen bij: Uitgeverij Meulenhoff
Prijs: € 18,95
1 reactie
Die bloemlezing heeft mij teleurgesteld. Niet door de keuze van de stukken, die is onvermijdelijk subjectief waar tegenover staat dat een Fens-anthologie altijd de moeite waard is juist omdat het
om het werk van Kees Fens gaat.
Nee, wat teleurstelt is de slordigheid waarmee de bundel is samengesteld. Uitgaand van de uiterst informatieve door Rijk Mollevanger verzorgde website over het werk van Kees Fens blijkt een ruim aantal stukken van een nieuwe titel voorzien en is bij een kleiner aantal een foute publicatiedatum genoteerd.
Dan is er de titel van het boek, een fraai zij het incompleet Fens-citaat, dat op geen enkele wijze de inhoud dekt. De samenstellers proberen dat in het voorwoord vergeefs te verantwoorden. Maar misschien is nog het meest irritant het feit dat in datzelfde voorwoord verwezen wordt naar een bloemlezing waarmee Fens â€postuum geëerd†is en die zou heten Het volmaakte korte stukje. Hoe moeilijk kan het zijn om van dat eerbetoon de titel correct weer te geven. De redacteuren van deze uitgave valt zeker een en ander te verwijten. Jammer.
De nonchalance waarmee dit boek is samengesteld is misschien ook de reden waarom het een paperback geworden is hoewel een gebonden uitgave voor hetzelfde of een fractie meer geld zeer goed mogelijk geweest zou zijn.
Het wachten is nu op zorgvuldiger samengestelde, fraaier uitgegeven bloemlezingen uit dat omvangrijk en indrukwekkend oeuvre waarvan nog teveel in de archieven verborgen ligt. Die moeten er komen; Fens verdient niet minder.
1 Trackback