De charme van Misha Mengelberg

Een keer presteerde ik het om bij een concert door het orkest van de Muziekschool in Amsterdam tegelijk met de dirigent op te komen: hij door de deur rechts, ik door de deur links. De dirigent, Kees de Wijs, en ik werden er koud noch warm van, maar mijn vader was kwaad. Achteraf verkeerde ik in goed gezelschap: de op 3 maart jl. overleden jazzpianist en componist Misha Mengelberg had er een handelsmerk van gemaakt. Door de verkeerde deur opkomen terwijl zijn orkest of band al zat. En dan liefst ook nog met een rammelend kopje koffie. Het behoorde tot zijn charme.

Maar wat er dan óp dat podium gebeurde …. De laatste keer dat ik de pianist live hoorde – in oktober 2011 bij de boekpresentatie van Het Idee ICP in de Openbare Bibliotheek van Arnhem – had Mengelberg al Alzheimer. Hij liep rusteloos heen-en-weer van en naar zijn piano. Tijdens de uitvoering aaide hij wat over de toetsen, sloeg af en toe een akkoord aan. Toen gebeurde het: in een rustmoment van de andere musici speelde hij één toon, ergens in het middenregister van de piano.  Je zou het ‘de’ toon kunnen noemen, die ene toon uit dat hele spectrum aan tonen dat de piano kent. Op het juiste moment gespeeld. ‘Ping’. Niet meer en niet minder. Adembenemend en onvergetelijk was het. Alsof hij alle andere tonen was vergeten. De cirkel was rond, want in 1961 won hij, nog tijdens zijn studie, de Gaudeamusprijs voor zijn Musica per 17 strumenti, een compositie waarin elke speler één noot krijgt toebedeeld.

Het doet denken aan dat ene lied dat de hoofdpersoon, Rosalie Van Beveren, uit het schitterende verhaal Onze-Lieve Vrouwen (uit Print is dead) van de hand van de Vlaamse schrijver en wetenschapper Sarah De Mul telkens zingt, ‘toujours.’ Altijd maar weer hetzelfde lied: ‘Liefde gaf U duizend namen’.
Een Marialied waarin de dochter van de hoofdpersoon, Maaike, Maria wil aanroepen, maar dat niet (meer) kan. Ze wilde als haar moeder zijn, die nog maar één lied kon zingen, de hele dag door. Of misschien zoals Misha Mengelberg die éne toon o zo raak speelde. Met dit verschil dat die toon niet tot in den treure werd herhaald.

Toen ik met iemand sprak over Misha Mengelberg en mijn ervaring in Arnhem, reageerde ze wat lacherig: o ja, die controversiële man. Dat had ze althans uit een In memoriam in de Volkskrant opgemaakt. En die ene toon deed haar denken aan wat ze ooit over het Nederlands Kamerkoor had gehoord. Het koor moest, in avondkleding, alleen maar opstaan en ‘Poeh poeh’ zeggen. Om te gillen. Onbewust sloeg ze de spijker op z’n kop, het kwam dicht in de buurt van dada- en Fluxuskunstenaar Misha Mengelberg.

Ik kan het mis hebben, maar die ene toon kwam naar mijn idee nóg dichter bij Mengelberg in de buurt dan alle omschrijvingen van zijn kunstenaarschap bij elkaar. Een landelijk dagblad had eens een rubriek over die ene toon die bekende Nederlanders had geraakt. De ene toon van Mengelberg had zeker een plaatsje in die rubriek verdiend. Dat eerbetoon geef ik hem nu. Postuum en ter nagedachtenis.