De dubieuzen is een polemisch boek, waarin Alfred Birney ingaat op het belang van enkele werken van tamelijk onbekende Indo-auteurs van een eeuw en langer geleden. Met een Indo-auteur bedoelt Birney ‘een schrijver of schrijfster van gemengd bloed, zich bedienend van de Nederlandse taal en bovendien een bewustzijn van gemengde afkomst aan de dag leggende.’ (38) Volgens Birney bieden de door hem besproken boeken van vergeten schrijvers inzicht in het leven in een vele culturen omvattende samenleving. Hij bestempelt de werken van de enigmatische Dé-lilah, J.E. Jasper en Viktor Ido, deels als soap, maar juist zo’n soapproduct zou veel meer kunnen vertellen over menselijke veelsoortigheid, dan ‘gecanoniseerde werken van auteurs met een beperktere blik.’ (131) Hiermee bedoelt Birney dan Multatuli, Couperus en P.A. Daum.
Birney geeft steeds duidelijk zijn mening, zo noemt hij Hella Haasses Oeroeg ‘overgewaardeerd.’ (19) en van Orpheus in de Dessa, een andere klassieker, van Augusta de Wit, moet hij al helemaal niets hebben. Birney betreurt de afwezigheid in ons land van een postkoloniaal debat, zoals ze dat bijvoorbeeld in Engeland en Frankrijk wel kennen. De auteur is niet positief over het geestelijke klimaat in Nederland: ‘Wij zijn al eeuwenlang racistisch, maar durven er pas sinds het begin van deze eeuw, met de opkomst van Pim Fortuyn en het internet, waar men (nog) kan spreken zonder gezien te worden, voor uit te komen.’ (11)
De auteur begeeft zich in zijn bespreking van de raciale kwestie op glad ijs. Hij prijst Couperus die ‘vrijuit over ras en rasvermenging’ (206) schreef. Birney stelt vast dat men in het debat tegenwoordig ‘angstvallig’ over ‘etniciteit en identiteit’ spreekt. Maar Birney maakt een uitglijder wanneer hij het volgende stelt: ‘Mensen van nu die beweren dat er geen enkel verschil is tussen Hollanders, Turken, Chinezen, Indo’s en Eskimo’s begrijpen niets van raciale kwesties en zijn een verschrikking in het ‘raciale’ en ‘racistische’debat’ (48), want raciale verschillen zijn niet alles bepalend. Cultuurverschillen zijn voor een groot deel aangeleerd. De term ras kun je het best nog slechts voor diersoorten gebruiken, terwijl ook een term als natie met omzichtigheid moet worden gebruikt, die is een kunstmatige schepping. Het gaat om ingebeelde gemeenschappen, zoals de antropoloog Benedict Anderson aantoonde.
Birney is kritisch over de hedendaagse studies naar Indische, Indonesische en Indo-literatuur. Volgens hem wordt in de wetenschap elkaar naschrijven als belangrijker gezien dan het zelfstandig lezen van boeken (194). Het bekende boek Oost-Indische spiegel van Rob Nieuwenhuys noemt hij van ‘onschatbare waarde.’ (188), maar hij wijst er ook op dat Nieuwenhuys volgens hem slordig is en hij betitelt zijn teksten als ‘kletsproza’ (146). Birney wil dus duidelijk maken dat zijn essays en boeken over dit onderwerp een toegevoegde waarde hebben. En dat is ook zo. Bekend is bijvoorbeeld zijn publicatie Oost-Indische inkt: 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren uit 1998, die veel reacties uitlokte. Een beetje polemiek is altijd welkom in de literatuurreceptie.
Dit nieuwe boek van Birney maakt bepaalde teksten zichtbaar, die normaal onbekend zouden zijn gebleven. Door de samenvattingen die Birney biedt, krijgt de lezer een idee van deze boeken, zonder dat dit overigens meteen de wens oproept om de oorspronkelijke teksten te lezen.
Birney gaat ook in op heimwee dat volgens hem ‘genetisch overdraagbaar’ is. Hij noemt in relatie daarmee de Braziliaanse term ‘saudade’, wat zou staan voor een mengeling van geluk en droefheid of een heimwee naar iets niet bestaands. (216). Heimwee en nostalgie, bijvoorbeeld naar Tempoe doeloe, de tijd van vroeger, zijn volgens sommigen universeel, anderen echter stellen dat het om secundaire, cultureel aangeleerde emoties gaat. Het lijkt moeilijk vol te houden dat heimwee in de genen zou zitten, dat het verlangen naar een terugkeer naar de eigen herkomst of het eigen verleden, iets is dat de verwekkers meegeven aan hun kinderen en dat ze al bij geboorte in zich hebben.
Het moge duidelijk zijn dat ook dit nieuwste werk van Birney reacties oproept. En dat is goed. Hij levert met zijn uitgebreide essay een bijdrage aan het debat over de multiculturele samenleving, waarbij hij een originele, zij het niet volledig overtuigende, positie inneemt.