Het was een regenachtige maandagmiddag. Ik zat in de overvolle wachtkamer van het streekziekenhuis. In wachtruimtes op luchthavens, bij de tandarts of dokter, lijkt veel er niet meer toe te doen. Bladerend door tijdschriften die voorhanden zijn als Voetbal, Quote en De Linda vergaat de tijd. Gedachten aan okergele schoenen en dat ik mijn broer eens moet opzoeken krijgen de ruimte. In een wachtkamer komen goede voornemens bij me op als op een oudjaarsavond. In deze wachtkamer waren alle tijdschriften in gebruik. Twee stoelen links van mij zat een vrouw die met haar man was meegekomen. Had iets onbekommerds van, ‘mij scheelt niks’. Ze bladerde in een tijdschrift, een glossy. Ik keek van terzijde mee en zag Carmiggelt voorbijkomen, en dacht, wat is er met Carmiggelt?
Mompelde binnensmonds, ‘blader even terug’ maar de vrouw bekeek uitgebreid de woninginrichting van een BN’er, met tafelbladen van de doorsnee van een tachtigjarige eik, de schors nog langs de tafelranden.
In mijn hoofd raasde het, ‘is er een herdruk van een van zijn gebundelde kronkels verschenen, is er een Carmiggelt feest opkomst een herdenking of een “Wie schrijft de beste Kronkel” wedstrijd’? Ik schoof op mijn stoel heen en weer, er werd een naam afgeroepen, de bladerende vrouw zei: ‘Jij bent aan de beurt.’ ‘Ja’, zei de man en stopte het puzzelboekje waarin hij niet gekeken had, in haar tas. De vrouw legde achteloos het tijdschrift terzijde. Ik pakte het blad (Hollands Glorie; wat in vredesnaam!), op en zocht Carmiggelt. Een artikel over zijn leven, met zwart/wit foto’s en waar eigenlijk niets instond wat ik nog niet wist, maar las het desondanks gretig (een gretigheid van lezen die bij een wachtkamer hoort). Over zijn verloren broer Jan in de oorlog, zijn rol als meest getrouwde man van Nederland, over Tiny zijn vrouw, de affaire met Renate Rubenstein en zijn journalistieke loopbaan. In een kader dacht ik de aanzet tot dit stuk te vinden. Een aankondiging van S. Carmiggelt, Een levensverhaal door Sylvia Witteman en Thomas van den Bergh.
Ik nam later de bus naar de eerste de beste boekwinkel. Vroeg de doorgewinterde boekverkoopster terstond naar deze biografie. In de winkel – oh schande – stond ie niet. Op internet niets te vinden. Ik zag de blinde hoeken van de uitgeverswereld waardoor deze biografie ongezien voorbij was gegaan. Hoe was dit mogelijk! De doorgewinterde boekverkoopster kon zich niets herinneren van Witteman en Carmiggelt. Ze twijfelde aan de computer, aan zichzelf. Nam plaats achter een andere computer, die evenmin iets opleverde. Hoe-is-dit-mogelijk! We werden speurders in boekentijd toen opeens bol.com met resultaat kwam. Tweedehands (want uit 1998) was het nog te verkrijgen. Onthutst namen de doorgewinterde boekverkoopster en ik afscheid van elkaar: dat we dit gemist hadden! Thuis heb ik het direct besteld en lees opnieuw over zijn leven en ben verkocht aan zijn cursiefjes die nog steeds ongelofelijk leesbaar zijn en uitermate geschikt voor in de wachtkamer.
Inge Meijer is een pseudoniem. Zij schrijft over boeken als steunpilaren van het leven en over de ontdekkingen die zij doet in de marges van de literatuur.