Bovenburen en stilte

De Wereldgezond- heidsorganisatie heeft helemaal gelijk: als je de bron van geluid vervelend vindt, ervaar je dat geluid ook eerder als storend. Ik kan het beamen. Het stoorde mij nogal dat de kinderen van mijn nieuwe buren er een genoegen in scheppen om op z’n tijd van de bank af te springen of met een skate board over de drempel op het balkon te belanden. Het is zoiets als met de bovenburen van Roos van Rijswijk zoals ze dat in De olifant van de bovenbuurman  beschrijft. Die bovenburen doen een stoelendans op polkamuziek waarvan ze ‘de klanken zo lekker op hun borstkas voelen’.

Tot er opeens een meisje van een jaar of twaalf voor mijn deur stond met een vraag. We babbelden wat en nu ik de andere leden van het gezin, waaronder haar twee jaar jongere broertje ook ken, vind ik dat gespring of gebonk lang zo erg niet meer. Met een minuut of wat is het over. Laat ze. Het zijn kinderen.
Sterker nog: ik werd nieuwsgierig. Met name naar hun muziekkeus. Waar zouden Syrische vluchtelingen naar luisteren? Op een dag hoorde ik muziek en spitste mijn oren. Het klonk als lichte muziek, met een vleugje traditionele klanken. Wat had ik dan verwacht? Syrische volksmuziek, zoals componist Merlijn Twaalfhoven die wel in zijn werk integreert? Ik sprak mezelf vermanend toe: wat een vooroordeel! Alsof ik dagelijks draaiorgel- of carillonmuziek afspeel, volgens een van de hoofdpersonages in de detective Startpunt Amsterdam van Helen McInnes, zo’n beetje het ergste wat je je kunt voorstellen.

Misschien is de les die Roos van Rijswijk mij leerde, om met de oude man in Shakespeares Macbeth te spreken: Make good of bad and friends of foes. Als je dat doet, wordt niet alles beter, maar wel anders. Omdenken heet dat geloof ik. Gespring als een olifant betekent dan: we moeten onze opgekropte energie kwijt. Het gebonk met het skateboard over de drempel is trouwens voorbij, dat was té erg moeten ook mijn buren inmiddels gedacht hebben. Nachtmerries van het broertje, die mij wakker doen schrikken, betekenen wellicht: ik doorleef de ellende in Syrië weer alsof het hier-en-nu gebeurt. Maar dat is inlegkunde en hoeft helemaal niet zo te zijn. Geschreeuw tegen me van het oudste meisje, al bijna volwassen, kan ik niet plaatsen, maar zou ik wel willen begrijpen. Is het misschien een uiting van onmacht?

Hoe dan ook, voor het vervolg moet ik het boekje Als stilte steekt van Désanne van Brederode er nog maar eens op naslaan. Zij is ervaringsdeskundige, ik nog maar een leek die graag wil leren én – vooral – afleren, dat in ieder geval. Misschien wordt deze column over vijfentwintig jaar net zo gelezen als het verhaal ‘Homo’ (1968) van Kees van Kooten (opgenomen in Van Kooten Sterk verdund): als een tijdsbeeld en voor alles als een beschrijving van gekoketteer, zoals de auteur het bij De Wereld Draait Door zelf omschreef. Wie zal het zeggen.

 


Els van Swol leest wat los en vast zit en slaat geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Zij bezoekt regelmatig het concertgebouw en schrijft daarover in haar columns.

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!