Het was even schrikken toen bleek dat het boekenweekgeschenk een familie aangelegenheid is geworden. Familie ondernemingen hebben iets precairs, iets beslotens. Een keuze die ook nog eens in superlatieven omschreven werd door directeur CPNB Eveline Aendekerk. Wat moet je met een directeur die ‘ontzettend trots’ is, en het heeft over de ‘grootste’ schrijversfamilie (je wist niet waar je het zoeken moest, de betekenis van dit alles). Ze zei dat ‘de liefde voor lezen en boeken er bij de ‘Chabotten’ vanaf spat. En dat het precies die liefde is die ‘traditiegetrouw’ gevierd wordt tijdens de boekenweek. Ze zei, ‘Het gezin [de Chabotten] bestrijkt meerdere generaties en bestaat uit unieke karakters, waardoor de kijk op de familie een rijk kleurenpalet wordt. De Boekenweek van 2024 wordt daarom ook komend jaar weer een groot feest!” Jaja, het CPNB is me er eentje om Finkers maar eens te persifleren. Eerder wilden ze al van het woord essay af, alsof daarmee de lading van de inhoud zou veranderen.
Het CPNB zegt jongeren te kennen die afgeschrikt worden door het woord essay. Het CPNB is daardoor bang dat ze hun doel missen. En dat willen ze niet. Dus door een essay (een persoonlijk, beschouwend literair stuk) geen essay meer te noemen zodat jongeren er niet door worden afgeschrikt, is er de hoop dat ze het essay dat geen essay mag heten, gaan lezen. Maar wacht. Er is niks mis met jongeren die ergens van schrikken. Er mag geschrokken worden, graag zelfs. Niet alles hoeft tot een soort smoothie achtige substantie vermalen te worden.
Ilja Leonard Pfeijffer reageerde op de keuze van het CPNB voor de familie Chabot – om het boekenweekgeschenk te schrijven, en het essay te laten plaatsmaken voor een gedicht van de hand van, jawel Bart Chabot – en had het over ‘uitdaging’. Hij begon over zijn schoonmoeder die bij hen kwam eten. Zij spraken over Italiaanse politiek, de verwerpelijkheid van premier Giorgia Meloni, maakten daar veel woorden aan vuil. ‘De vraag die dan altijd vroeg of laat opkomt, meestal vroeg, is wie haar kan uitdagen… Toen verdween de tekst achter een betaalmuur, maar dat ‘uitdagen’ bleef hangen. Wie daagt de lezer uit, zet een begin van iets uit om te volgen, iets te ontdekken. Of, wie kan Eveline Aendekerk uitdagen om…
Maar als we dan toch de niet lezende jongeren tegemoet willen komen, laten we dan een boek ook geen boek meer noemen, want dat is schrikken. Maar hé, scheer nu niet alle jongeren over een kam. Er zijn er die lezen, in treinen, op bankjes aan de waterkant, in bed (er wordt onvoorstelbaar veel in bed gelezen), aan keukentafels, toiletten, op het strand. We kunnen veel woorden vuilmaken aan de terugloop van lezers, waarvan ook niet duidelijk is of dat echt zo is. Misschien zijn er lezers die zich niet op de daartoe geëigende plaatsen ophouden, zoals daklozen, waarvan het CBS deze week meldde dat er minder daklozen zijn, maar de opvangcentra daarentegen in een reactie zeiden dat ze ‘ram’vol zitten. Soms moet er niet geteld, niets gezegd worden. Laat een essay een essay zijn, geef jongeren de kans iets te ontdekken, ergens naar te reiken en de essayisten van morgen te worden.
En waarom een boekenweekgeschenk niet geschreven door Mensje van Keulen, Marja Pruis of Kristien Hemmerechts? Of maak er desnoods weer een schrijfwedstrijd van voor debutanten, zoals Hella Haasse die ooit in 1949 won, debuteerde met het boekenweekgeschenk Oeroeg. Zet dan een lezerspoule van jongeren op die alle inzendingen lezen, een keuze maken. Zijn er in ieder geval weer een paar jongeren voor de literatuur gewonnen.
Inge Meijer is een pseudoniem.