Opnieuw een echte Voskuil, hoop je, met een indrukwekkend en gedegen zelfonderzoek van Maarten, de alter ego van de schrijver. Deze ouwelijke, geremde, secundair reagerende jongeman wordt dit keer na zijn doctoraal examen getroffen door liefdesperikelen en bijt zich daarin vast.
Binnen de huid vormt een verbindende schakel tussen Bij nader inzien, dat zich afspeelt in de jaren ‘46-‘53 en Het Bureau dat in 1957 begint. Het is ook boeiend om de inhoud te vergelijken met het eerste deel van de dagboeken van Frida Vogels (Henriëtte in de boeken van Voskuil) die in de jaren ‘54-‘57 spelen en die beginnen met haar vertrek uit Parijs.
Dit boek mist de glans van het andere genoemde werk van Voskuil en dat heeft te maken met het onderwerp: de vriendschap tussen Maarten en Paul die getroubleerd wordt door de verliefde gevoelens van Maarten voor Rosalie, die een femme fatale blijkt, vooral als ze wat drank op heeft.
Rosalie en Paul zijn naar Deventer verhuisd omdat Paul daar een baan als leraar kon krijgen en inmiddels hebben ze ook een dochter. De stellen ontmoeten elkaar gedurende een aantal jaren in Deventer of in Amsterdam.
De affaire begint met een zoen die Maarten aan Rosalie geeft als hij binnenkomt in hun nieuwe flat. Nicolien maakt daar bezwaar tegen, op de haar kenmerkende vasthoudende manier, die Maarten niet goed weet te pareren. Vierhonderd pagina’s gaat het door. Rosalie en Maarten trekken elkaar aan, maar houden ook af, bang voor de consequenties. Vaak gaat Maarten naar de keuken als Rosalie aan het koken is om een kus te stelen of om haar gevoelens te peilen. Net zo vaak wil hij er een eind aan maken, maar hij kan de woorden ervoor niet vinden of de kracht niet opbrengen.
Door de vele herhalingen lijkt het onderwerp meer een preoccupatie van de schrijver dan een werk dat voor de lezer boeiend blijft. Eind jaren vijftig was een buitenechtelijke relatie taboe en onder vrienden vormt vreemdgaan natuurlijk een nog groter probleem.
Interessanter was het thema dat tussen de bedrijven door speelt, namelijk de vraag wat Maarten met zijn leven wil gaan doen. Gaat hij net als Henriëtte naar Parijs of neemt hij ook het leraarschap op zich? Kiest hij voor maatschappelijke aanpassing, net zoals Paul die in Bij nader inzien de mond nog vol had over persoonlijke integriteit, of blijft hij zichzelf en verzet hij zich tegen loondienst? Anders dan Rosalie met Paul, verlangt Nicolien van Maarten geen leraarsbaan.
Het is opvallend dat in het boek geen enkele verwijzing voorkomt naar maatschappelijke gebeurtenissen. Dat maakt het thema des te zwaarder. Humor ontbreekt net als ironie, die wel veelvuldig voorkomt in het vroegere en latere werk. Het is kenmerkend voor het persoonlijke karakter dat Maarten als de ‘ik’ beschreven wordt. Dat Paul de ‘hij’ is en Rosalie de ‘zij’ komt misschien voort uit esthetische overwegingen, namelijk om te voorkomen dat hij steeds hun namen moest noemen.
Maarten zit opgesloten in zijn probleem. De buitenwereld wordt op de omslag voorgesteld als een stekelige, ondoordringbare struik. Helaas wordt het verhaal teveel uitgesponnen. Mistroostig is het zeker, met een hoofdpersoon die moeite heeft met persoonlijke bindingen, die zelfs denkt die bindingen te moeten vernietigen om zichzelf te kunnen handhaven.
Maarten acht vriendschap een verfijnde vorm van vijandschap. ‘Je draait om elkaar heen tot je kunt toeslaan. Hoe beter je aan elkaar gewaagd bent, des te nauwkeuriger verzamel je gegevens en met des te meer zorgvuldigheid kies je het ogenblik.’ Het individu wordt ingeperkt door een verstikkende moraal, die elk verlangen onderdrukt. Daarop duidt ook de titel. ‘Binnen de huid’ slaat op de ondoordringbare buffer die bestaat tussen alles wat in een mens leeft en de maatschappelijke voorschriften. Die laatste laten niet toe dat mensen hun gevoelens kunnen uiten en gevolg kunnen geven aan hun behoeften. ‘Binnen hun huid verdringen en verstikken ze hun verlangens, terwijl ze naar buiten toe de schijn hooghouden en elkaar met hun moraal de dood in pesten.’
De huwelijkstrouw is hiervan een goed voorbeeld. Monogamie is bedrog, zegt Maarten en verklaart zich daarmee niet schuldig.
Ik kan me voorstellen dat mevrouw Voskuil, zoals ze in het Woord vooraf vermeldt, er lang over moest nadenken om dit boek aan de openbaarheid prijs te geven.