Het scheelt nauwelijks een halve centimeter aan de zij- en bovenkant, maar toch, je ziet het. Hij is smaller. En dunner, veel dunner. Eens even tellen. Ja, de december editie bedroeg 70 pagina’s en deze, de voorjaarseditie 48 pagina’s. Dat maakt een flink verschil. Het ligt ook niet zo soepel in de hand. En waar is het stukje omslag van de cover gebleven waardoor het zo stevig oogde en aanvoelde? Ge-cut op de maat van de bladzijden. En er staan geen afbeeldingen in, op een enkele groene grafische krabbel na.
Mijn handen herinneren zich een andere vorm. Het tijdschrift, dat ze met een driemaandelijkse regelmaat vasthouden, doorbladeren, het smalle ruggetje doorbuigen, kwam ze vertrouwd maar toch anders voor.Het was ook anders. Ik zelf had het niet direct in de gaten. Ik bladerde, las wat, probeerde het ruggetje te buigen, tot mijn handen me lieten weten dat het literaire boekje erg dun was, te dun om te buigen. Het zou kunnen scheuren!, dacht ik. Maar dat was een overdreven gedachte.
Ik begon te onderzoeken wat er anders was en ontdekte het gemis van minder dan een halve centimeter en de afgesneden coverflap in vergelijk met de vorige edities. Nog meer wilde ik ontdekken en onderzocht bladzijde na bladzijde en vond geen enkele afbeelding, alleen die grafische krabbels, die ook wel iets hadden.
Denk de afbeeldingen weg en wat je overhoudt is een tijdschrift vol tekst. Bladzijden vol woorden die hun eigen choreografie bepalen en dansend een verhaal neerzetten en rijen poëzie.
Zoals de mooie prozastukjes van Xavier Roelens over onder meer, een pelgrim. ‘je zoekt zingeving in stof, maar stof toont alleen dat het leven al lang niet meer langsgekomen is.’
De bladzijden steeds verwoeder openvouwend (pas op het scheurt!) lees ik het verhaal Bal, van Marijn Sikken. Over Joost, een gehandicapte buurjongen, Dirkje en een duif die zich kapot vliegt tegen een raam. Dirkje wil met gewone kinderen spelen maar die kinderen, die eerst wel om zijn anders zijn hebben kunnen lachen, krijgen al gauw genoeg van hem. “Later pas zou ik de woorden vinden voor wat ik toen al wist: dat mensen die anders zijn dan wij altijd maar voor even leuk zijn. Dat ze daarna alleen maar vervelender worden.” Wat het beeld weergeeft dat in een leven niets op zijn plaats blijft, zelfs meningen en ideeën niet. Hier wordt aan de kern van de noodzaak tot het onhoudbare veranderen geraakt. Ach en wat zeur ik dan over formaat enzo, als de inhoud maar goed is.
Poëtisch werk is er van Philippe Cailliau, Chris Ceustermans en J.De Vries. Van Jonas Beckers één kort gedicht:
De hand van de meester
Vraag aan de meester
welke kleur hij ziet
wanneer de nacht eindigt
en de dag begint.
hij zal een lichte streep trekken
naast een donkere
maar nooit zijn geheim prijsgeven.
stel dezelfde vraag
aan de knecht van morgen
hij zal door een lensnaar de wereld kijken.
in zijn graf rust geen geheim.
Alles om gewenning tegen te gaan. Dit is een andere Kluger Hans met verrassende inhoud.