De Brooklynclub van de Vlaamse auteur Bart Koubaa biedt een vertekende werkelijkheid. De plot in dit boek is zo onwaarschijnlijk, zo duidelijk geen deel van de realiteit, zo ‘over the top’ dat het haast komisch is. Tot op zekere hoogte in ieder geval.
In zijn terugblik gaat de ik-figuur, een Amerikaan die in zijn leven diverse onaanzienlijke baantjes vervulde, in op de moord die hij, als een late wraakneming, pleegde en waar hij van had gehoopt dat hij er mee weg zou komen. Maar het toeval, vreemd genoeg verpersoonlijkt door een eekhoorn, beslist anders.
De ik-figuur probeert een kennis uit Groenland, een zekere Paaluk, een louche figuur die in het boek wel degelijk een misdaad begaat, maar geen moord pleegt, voor de moord op te laten draaien. Dit lukt bijna. Maar uiteindelijk wordt de ik-persoon toch in Groenland gearresteerd en naar een Amerikaanse gevangenis gebracht. Daarmee verraad ik niets, dat wordt aan het begin van het boek al weggeven.
Echt meeleven met het hoofdpersonage is door de auteur moeilijk gemaakt, want de ik-persoon is weinig innemend. Hij is racistisch en gelooft in complottheorieën. Toch wil je wel doorlezen, doordat de verteller een eigen stem heeft.
Het verhaal gaat onder meer over een ‘fight club’-achtige organisatie van New Yorkse mannen die elkaar in de ring bekampen met roedenbundels, de zogenaamde Brooklyn club uit de titel. Wanneer de vastgoedmakelaar Mayer zijn intrede doet in de club, verwordt de organisatie al snel. Mayer verkracht de vriendin van de ik-figuur voor diens ogen en die van andere clubleden. Pas veertig jaar later krijgt de ik-persoon de mogelijkheid om wraak te nemen. Hij vermoordt Mayer op brute wijze. Met een waanzinnig plan hoopt hij uit de handen van het gerecht te blijven.
In dat plan speelt het motief van de dubbelganger een rol, bekend uit diverse klassieke werken uit de wereldliteratuur. De ik-figuur lijkt namelijk sprekend op zijn doelwit, Mayer. Dit gegeven gebruikt hij in zijn moordplan. Dit boek haalt het echter niet bij De Donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans of de novelle The secret sharer van Joseph Conrad, waarin dubbelgangers ook een rol spelen. Het boek is niet beklemmend, eerder apart. Daarvoor zorgt de absurde plot, die in het begin fascinerend is, maar op den duur enige thematische leegte lijkt te moeten verhullen.
In zijn bekentenis springt de ik-figuur door de tijd, zodat je pas op het einde de hele clou min of meer snapt. De verhaallijntjes komen bij elkaar, maar helemaal bevredigend is het niet. Dat wil je in al zijn onwaarschijnlijkheid best accepteren, maar als lezer hoop je op meer. Je kunt de ik-figuur niet altijd volgen in zijn gedachtenspinsels. Zo zegt hij: ‘Op de vraag waarom ik zo lang gewacht heb om Mayer te vernietigen kan ik in de huidige omstandigheden met wat ik nu weet alleen maar antwoorden dat ik met de beste wil van de wereld geen mens zou kunnen doden. Om Mayer te kunnen vernietigen moest hij in tegenstelling tot Superman, een stripheld worden, een eend in Duck Hunt die je met plezier dood schiet…’ (126) Deze passage laat tegelijkertijd de sterkte en zwakte van het boek zien. Koubaa heeft stilistisch wat in zijn mars, maar geloofwaardige personages met dito levenskeuzes schept hij, althans in dit boek, niet.
De ik-figuur is de enige persoon die enigszins wordt uitgewerkt. De andere figuren maken deel uit van diens vervormde wereld. Jammer is bijvoorbeeld dat een potentieel interessant personage als de ontsporende psychiater dr. Neumann, niet verder wordt uitgewerkt.
Het boek stipt kort gebeurtenissen uit de Amerikaanse geschiedenis van de laatste decennia aan, van de ontploffing van het ruimteveer Challenger en de oliecrisis tot de aanslagen van 11 september. Zo kan De Brooklynclub ook als tijdsdocument gezien worden. Koubaa gaat verder in op de Amerikaanse populaire cultuur, van honkbalwedstrijden tot de strips over Superman en de tekenfilms over Tom en Jerry. Deze verschijnselen vormen de achtergrond voor het handelen van de hoofdpersoon. Dit inkijkje in de Amerikaanse geschiedenis en de populaire cultuur vormt het meest aansprekende deel van dit boek, dat ook qua stijl en compositie wel het een en ander te bieden heeft.
Bart Koubaa (1968) schreef eerder onder meer De leraar en Maria van Barcelona.