Begin jaren tachtig had ik een winkeltje in Deventer met een vriendin. We maakten jassen van Perzische tafelkleden, broeken met hoge taille, capes van velours. Stoffen kochten we in de Jodenbreestraat in Amsterdam. Op een middag kwam er een man in het winkeltje. Hij had interesse in een cape, paste er een, kocht er twee. Zo stel je de toekomst een beetje veilig. Ik ben er vrijwel zeker van, hoewel herinneringen nogal suggestief zijn, dat die man Jozef van den Berg was. Hij speelde die dagen in de stad. Aardige man. Toen hij begin jaren negentig zijn gezin, het theaterleven verliet, dacht ik ‘Woh’, er zomaar vandoor gaan (hij wel). Doen wat je niet laten kunt. Soms denk ik aan hem, ‘Hoe zou het zijn? Zou hij nog in dat fietsenhok zitten, kluizenaar zijn?’ Daarbij zie ik dan het beeld van de man die de panden van een cape om zich heen slaat bij het verlaten van het winkeltje. Tien jaar later verliet hij dus vrouw en kinderen. Een van zijn kinderen zei nog, ‘Dat gaat zomaar niet, ik ga met je mee.’ Maar hij ging alleen, hij was geroepen door God. Dit lees ik in Jan van Mersbergens boek Mijn pa is nooit alleen.
Bij voorbaat een goed boek, om Jozef van den Berg die erin voorkomt. De man die mijn voorstellingsvermogen van ‘leven in vrijheid’, tartte. Van Mersbergen schrijft zich via verschillende kluizenaars een weg naar zijn vader, naar zichzelf. Zijn vader was een alleenganger, bouwde zich op een hectare land, buiten het dorp waar ze woonden, een eigen ruimte. Hoewel zijn vader niemand verliet, net geen kluizenaar werd. Zijn moeder bleef, zijn vader ging niet weg. Ik lees, ‘Van mensen die ervoor kiezen ergens ver van andere mensen te leven, begrijp ik helemaal niets en toch fascineert hun keuze me.’ Van Mersbergen onderzoekt het leven als kluizenaar van Jozef van den Berg, er is een boek over hem, interviews. Hij zoekt hem niet zelf op. Wel bezoekt hij een zwerver in Slotervaart, geeft hem een jas, stelt hem vragen hoe hij hier zo gekomen is. Een huwelijk, gokverslaving, huis uitgezet, niets vrijwillig.
Dat zou hij ook aan Jozef willen vragen, hoe het zo gekomen is. ‘Eigenlijk wil ik van hem weten of hij zijn thuis mist.’ Een cruciale vraag voor iemand die trouw is aan zijn mensen. Hij schrijft, ‘Hij vertrok op de fiets, volgde Gods roeping, was van plan de wereld in te trekken, maar kreeg een lekke band in het eerstvolgende dorp, en daar is hij in een fietsenstalling gaan wonen. Dat is het verhaal van Jozef: een lekke band.’ Zelf vertrok hij tien jaar geleden ook op de fiets, weg van zijn gezin dat niet meer ging. Kreeg geen lekke band, trok in bij een vriend. Een boek over de vader is altijd een boek over de zoon, en in deze, over Jozef van den Berg. Hij schrijft, ‘Het schrijven van deze autofictie is als het lopen van een estafette. De kluizenaars zijn al vertrokken, (…) geen van de voorgangers komt mij het stokje doorgeven. Kluizenaars zijn niet goed in het doorgeven van hun verhaal.’ Van Mersbergen is (goddank) geen kluizenaar. Hij geeft zijn verhaal, verhalen van anderen en wat die met hem doen, wel door. Mooi om te lezen. Ondertussen ben ik er steeds zekerder van dat het de poppenspeler was, toen, in dat winkeltje. Aardige man.
Inge Meijer is een pseudoniem, reist met het OV, leest boeken helemaal uit.