Het was vrijdagavond, koopavond. De straten van de stad waren op een mistroostige manier verlaten. Het zou toch niet zo zijn dat iedereen zich naar boekhandel Someren & Ten Bosch in de Turfstraat had gerept om daar A.L. Snijders te zien optreden? Snijders, die vorige week opeens tot ’s lands beroemdheden werd gerekend omdat hij de uitgave van Nederland Leest mag verzorgen. En omdat hij bij het journaal verscheen en de DWDD. Zo gaat dat.
Maar de boekhandel was vol liefhebbers van de zkv’s van A.L. Snijders. Zij hadden hem al lief voordat hij de uitnodiging van het CPNB had aanvaard. De schrijver was ter ere van De Week van het Korte Verhaal aanwezig. Hij zou de vooravond daarvan inluiden met enkele van zijn zkv’s. Geheel vrijblijvend en belangeloos.
De schrijver kwam vanuit een inham naar voren en beklom de open trap in het midden van de winkel. Op één traptree lag een rood fluwelen kussen. Hij vond er, na enig heen en weer geschuif, een stabiele plek op. Hij droeg stijlvolle suède schoenen. Mooie herenschoenen, met een gladde zool. Daar moest ik even aan wennen. Heel even maar en toen had ik de zware werkschoenen, of laarzen los van hem kunnen zien en pasten de suède schoenen hem wonderwel goed. Maar er was nog iets, al wist ik niet zo gauw wat. Toen zag ik het, zijn wenkbrauwen waren bijgeknipt.
Snijders keek met open blik de winkel rond, alsof hij iemand zocht, alvorens hij begon met het voorlezen van een mail. Degene die hem de mail gezonden had, kon wellicht onder de aanwezigen zijn. Maar nee.
Die avond had de schrijver met zijn vrouw en dochter boodschappen gedaan bij de ‘grote’ AH in Zutphen. Alwaar hij werd aangesproken door een man die hem herkende van de televisie. De man stond naast een vrouw tegen wie hij zei: ‘Weet u wel dat u naast een beroemd man staat?’
‘Ja. Dat is mijn vader.’
De mail luidde: Goedenavond meneer Snijders, Een uurtje gelden ontmoette ik u en uw vrouw in de grote AH van Zutphen. Zou u zo vriendelijk willen zijn om mij op uw Graslijst te zetten.’
En zo begint Snijders een van de vele zijwegen te bewandelen waar hij zijn publiek al vertellend doorheen voert. Waarheen is niet belangrijk. Uit zijn zwarte tas haalt hij een A-4tje en zegt: ‘Ik lees dit stukje voor omdat ik het ontzettend graag wil voorlezen. Het is een advent verhaal dat ik op verzoek van de KRO geschreven heb.’
Snijders is een verhalenverteller pur sang. Na het voorlezen van een van zijn zkv’s, zegt hij dat dit een te begrijpen stukje was maar dat hij de laatste tijd ook veel niet te begrijpen stukjes schrijft. Die brengt hij tot uitvoering met pianist Marcel Worms. Over Worms vertelt hij dan het prachtige verhaal van een jongen die geen muziek mocht studeren omdat zijn ouders hem dat afgeraden hadden (geen droog brood mee te verdienen) en die dat later toch wel deed. En dus nu met Snijders optreedt, of Snijders met hem. Het steekt soms heel nauw.
Elk zkv dat hij uit zijn tas haalt, levert een bezijden verhaal op dat zo niet nog mooier is dan het op schrift gestelde zkv. Uit alles wat hem beroert komt een verhaal voort. Zijn verhalenkennis is eindeloos.
Naderhand bij de boekentafel spreken twee mannen elkaar. ‘Ik krijg wel eens zo’n zkv met de mail, via de Graslijst. Die stuur ik dan weer door naar vrienden. Soms met een commentaar.’ De man begint nu besmuikt te lachen en gaat verder:’Laatst had ik er één doorgestuurd met de opmerking: ‘Deze vind ik niet zo goed.’ Kreeg ik van hem terug: ‘Maar ik wel.’ ‘Was ik vergeten hem uit de maillijst te halen.’ Het was een mooie avond voor een zeer kort verhaal.