Woest onrustig

In het oude jaar bezocht ik de cardioloog. Hij vroeg hoe het ging, ik lachte, zei goed. De cardioloog keek op zijn beeldscherm naar een filmpje, mijn hartfilmpje. Hij vroeg om mijn pols. Joeg me schrik aan door het over hartschade, cardioversie (dat klonk als een eerste of tweede versie van een muziekstuk) te hebben. Het nadeel dat ik vrouw ben (help), bepaalde leeftijd enzovoort. De kans van propjes in de bloedbaan. En dat willen we niet, besloot hij. Nee, nee, dat willen we niet, zei ik hem na. U moet het rustig aan doen, zei hij. Ik moet het rustig aan doen dacht ik, wist even niet meer wie ik was. Ik voelde me goed, maar wie was dan die vrouw waar deze diagnose bijhoorde? Deuntjes als banger hart en bloedend hart speelden door mijn hoofd. Ik liep rustig door de gangen naar de uitgang, wachtte rustig op de bus.