‘Ik weet niet of de kinderen ons ooit zullen begrijpen’ zegt de moeder van regisseur Aliona van der Horst in haar documentaire Liefde is aardappelen. ‘Ons’, dat wil zeggen de mensen in het vrije westen. En ook, ‘het’ ooit zullen begrijpen, waarmee ze de ontberingen tijdens het communistische regime in de Sovjet-Unie bedoelt.
Toch heb ik het gevoel dat je er soms, even dichtbij kunt komen. Of op z’n minst het verlangen naar licht kunt begrijpen dat er moet zijn. Bijvoorbeeld tijdens het concert dat het Boedapest Festival Orkest onder leiding van Iván Fischer onlangs gaf in het Amsterdamse Concertgebouw. Gespeeld werd het twintigste pianoconcert in d kleine terts KV 466 van Mozart, met Emanuel Ax en zijn fluwelen toucher als solist.
Vanuit de zaal zag ik tussen de openstaande klep van de vleugel en achter de eerste violen de contrabas sectie van het orkest. Enorme contrabassen waren het, met vijf snaren en de klankkast dieper dan gebruikelijk. Barokinstrumenten waren het, die het orkest ook gebruikt als ze die muziek spelen. De klank was anders dan we van Nederlandse orkesten kennen. Voller, als droegen de bassen de rest van het orkest op handen.
Maar wat vooral opviel, was dat de bassisten niet leken te strijken, maar te vegen. Zoef, zoef. Zoals de losse toets van een schilder als Frans Hals die zijn verf in vegen op het doek aanbracht, zoals op Portret van een man dat momenteel in Amsterdam tijdens de tentoonstelling Hollandse Meesters uit de Hermitage valt te zien. Dit geeft een bepaalde lichtheid en biedt troost die door alle donkerte te zien is of doorklinkt.
Is dat een al dan niet symbolische interpretatie, iets dat ik er maar inleg? Niet helemaal of helemaal niet. Mozarts concert geeft er op z’n minst alle aanleiding toe: hij eindigt het in een blijmoedig D grote terts. De film van Van der Horst eindigt ook zo, wanneer op het eind de winter met z’n diepsneeuw plaatsmaakt voor de lente. Zij heeft het bewust gedaan, zei ze in een interview in het Amsterdamse Rialto, net zoals Mozart heel goed wist wat hij deed.
Natuurlijk hebben wij weet van de zandman Klaas Vaak die zoete kinderen (het regime in het voormalig Oostblok welgevallige mensen) mooie dromen voorschotelt, en stoute kinderen (dissidenten) nachtmerries toewenst, maar zonder mooie dromen over een toekomst zonder dictators, hongersnood en martelingen en zonder hoop valt niet te leven:
de droom hangt in het raam, kom maar
als hij deze dag inluidt, is het weer en zo
niet dan trekt hij zijn regenjas aan, herfst
komt spoedig, hij heeft een theepot nodig
hij loopt de straat uit, en fluit zijn liedjes
(Albertina Soepboer, ‘Zandman’ in: bezonken)
Liedjes zonder woorden zijn het. Van Mozart of – zoals in de film – van bijvoorbeeld Elmer Schönberger. Met bij Mozart contrabassen o zo mooi. Zoef, zoef. Ze wissen hopelijk de tranen van mensen als Aliona van der Horsts moeder.
Els van Swol leest alles wat los en vast zit en slaat als het even kan geen toneelvoorstelling van Shakespeare over. Ook bezoekt zij regelmatig het concertgebouw waarbij zij in haar observaties het publiek niet vergeet waar ze dan weer over schrijft in haar columns.