Recensie door Marieke Visser
Op de landkaart van Suriname wordt vaak ten onrechte een stukje grondgebied afgeknabbeld, linksonder, een driehoekvormig stuk land. Al decennia lang spelt deze ‘grenskwestie’ met de westerburen: de Guyanezen. Thans is het zo ver gekomen dat de zaak naar het Internationaal Arbitrage Tribunaal voor de Rechten van de Zee is. Om nu dit gebied dat – tot ergernis van vele Surinamers – bekend staat als ‘betwist gebied’ te beschermen, is in de jaren zestig van de vorige eeuw een speciale militaire eenheid in het leven geroepen: de Defensie Politie, oftewel DefPol. De Nederlandse Troepenmacht in Suriname (de TRIS) mocht om politieke redenen de landsgrenzen in dat deel van Suriname niet verdedigen, en zo ontstond deze zeer gemotiveerde Surinaamse jungle-eenheid. Het werk van de DefPol-mannen werd echter na vrij korte tijd ontmanteld, Post Tigri werd ten val gebracht en de manschappen werden met een spreekverbod huiswaarts gestuurd.
DefPoller van het eerste uur, Alwin Grant, bundelde zijn ervaringen getiteld Tigri. Erfenis van een verraad. Hij beschrijft hoe hij als jongeman eind jaren zestig de politie-opleiding volgt. Op een gegeven moment krijgt hij met een aantal anderen een spoed-militaire training. Dan volgen de maanden in het bos waar de manschappen eerst bij Post Zulu en daarna bij Kamp Goenini en Post Tigri gestationeerd zijn. Grant is diep onder de indruk van de schoonheid van de ongerepte natuur om zich heen. Dit vredig genieten staat in schril contrast met de enorme boosheid die hij voelt dat de Guyanezen zich het Surinaams grondgebied zo makkelijk toeëigenen. Zijn woede betreft vooral de Nederlandse machthebbers die het vooral een ‘lastige’ kwestie lijken te vinden, en ook Surinaamse politici die niet voor hun land willen opkomen.
‘Nederland schrok waarschijnlijk van de heftige emoties die de grenskwestie onder grote delen van onze bevolking losweekte, emoties die zich openlijk keerden tegen de lakse Nederlandse houding in deze kwestie. De Surinamer is het op één punt massaal eens, en dat is dat de zogenoemde betwiste driehoek ONS toebehoort en niemand anders!’
Tijdens het literatuurfestival ‘Werelden in ontmoeting’ dat onlangs in Suriname gehouden werd verzorgde schrijfster Manon Uphoff een workshop korte verhalen schrijven. Eén van de opvallendste tips die zij gaf was mijns inziens dat je geen woorden moet gebruiken waarachter de lezer blijft ‘haken’. Woorden die te zeer eruit springen, en die dan de aandacht van de lezer afleiden. Dat is een advies dat zeker van toepassing is op Grants debuut. Zo gebruikt hij twee keer het woord ‘wroeps’; een woord dat zo typisch is dat het me helemaal uit het verhaal haalde. Ook wordt de lezer te pas en te onpas heel expliciet op de hoogte gehouden van Alwin Grants opvattingen. Of het nu gaat om de ‘jeugdige crimineeltjes van tegenwoordig’, of de ‘opgejutte kiezers wiens verstand op nul lijkt te zijn gedraaid’, een verhaal wordt er altijd sterker van wanneer de lezer naar aanleiding van het verhaal zélf zijn mening kan vormen.
Al met al is het goed dat Alwin Grant een stukje Surinaamse geschiedenis belicht dat tot dusver in het duister is gebleven. De literaire waarde ervan is niet bijzonder groot, de waarde voor de Surinaamse geschiedschrijving echter des te meer.
Tigri, Alwin Grant. Paramaribo, Ralicon, 2005