Menselijke monsters?
Sánchez Piñol is van oorsprong antropoloog en Nachtlicht is zijn literaire debuut. Wat beweegt een antropoloog om boeken te gaan schrijven? Volgens Wikipedia is antropologie de studie van de mens, van alle mensen en van alle aspecten van menselijkheid (let wel: dit is een lichte indruk, want de online encyclopedie heeft uiteraard niet dezelfde autoriteit als de Winkler Prins!). Breed dus. Maar het is zeker dat het vakgebied ‘cross-cultural’ is, omdat de studie in haar onderzoek de grenzen van verschillende culturen overstijgt.
Dit blijkt één van de vele overeenkomsten te zijn tussen het verhaal van Nachtlicht en het professionele vakgebied van de schrijver. Om kort te gaan: in het interbellum arriveert de hoofdpersoon, een naamloze Ierse meteoroloog, op een eiland dat voor Antarctica ligt. Hij moet zijn voorganger afwisselen, maar hij treft niemand. Wel is er een Oostenrijkse vuurtorenwachter met veel wapens. Later blijkt dat hij die gebruikt om zich te verdedigen tegen organismen die geen ander levend menselijk oog ooit heeft mogen aanschouwen. De hoofdpersoon vecht zij aan zij met de vuurtorenwachter tegen de monsters. Maar twijfels slaan toe bij eerstgenoemde, want hij weet ineens niet zo zeker meer of het wel rechtvaardig is om zomaar genocide te plegen op een onbekende, half intelligente soort. Dit zorgt ervoor dat er in de ruim 220 bladzijden die het boek telt, een hoop gebeurt.
Eén van de oorzaken van die twijfels is het vermoeden dat de ‘monsters’ met elkaar kunnen communiceren. Dit betekent dat ze een taal en dus een overeenkomst met de mens hebben. Het wordt steeds moeilijker voor de hoofdpersoon om de monsters als doodsbedreiging en vijand te beschouwen: door observatie en relativisme verschuift het verhaal van vernietiging van naar vrede met de verschrikkelijke wezens. Niet alleen taal, observatie en relativisme zijn overeenkomsten tussen het boek en de antropologie. Ook andere aspecten van Nachtlicht, zoals de ‘bezetting’ van het eiland door de mens, of de zelfverheerlijkende blik waarmee de twee mannen zichzelf in de eerste instantie zien, blijken ter interpretatie volledig te passen in het kader van de ‘studie van de mens’.
Behalve dat het verhaal een spanning teweegbrengt op de manier van Edgar Allan Poe, is het interessant om te zien hoe men omgaat met een onmenselijke dreiging. Interessanter wordt het als de vuurtorenwachter en de hoofdpersoon verschillende gedachten blijken te hebben over iets wat dicht bij de mens staat, maar toch anders is. Mijn interesse veranderde echter in verveling en uiteindelijk in frustratie. Het verhaal blijkt namelijk precies in deze vorm van wetenschap te passen. De verwijzingen tussen het verhaal en de verschillende onderwerpen binnen de antropologie zijn zó overduidelijk aanwezig, dat het lijkt alsof Sánchez Piñol zijn antropologische kennis eerst gekopieerd en vervolgens letterlijk geplakt heeft in een romanvorm. Aspecten zoals taal, kolonisatie en de essentie van menselijkheid worden sterk verbonden met resp. communicatie met het onbekende, het bezetten van een eiland door verschillende nationaliteiten en het uitgebreid doodwensen van een medemens. Nachtlicht is hiermee een poging tot weergave van de menselijke cultuur, maar zo oncreatief neergezet dat ik het geen sterk en overtuigend literair debuut wil noemen.
Sánchez Piñol begeeft zich dus op twee terreinen tegelijk: die van de antropoloog en die van de romanschrijver. Het is jammer dat het eerste veel meer zeggenschap in dit verhaal blijkt te hebben, in plaats van het laatste, meer creatieve. Toch begrijp ik de moeilijkheid ervan: van antropologie naar literatuur is het niet zo’n hele grote sprong, omdat men in beide gebieden een verhaal vertelt, of het probeert te reconstrueren. In hun overlapping vindt de meest interessante genesis van ideeën plaats, waarbij beide een even grote inbreng moeten hebben.
Marco van den Broek
A. Sánchez Piñol, Nachtlicht. Uitgeverij Cossee, Amsterdam 2005. Vertaald door Elly Bovée.