Situaties, Eva Gerlach

Het menselijke geheugen is een vergeetput. De herinnering bereikt nooit een een-op-eenverhouding met het beleefde, vertoont altijd gaten. Wat overblijft zijn veeleer situaties, (her)interpretaties van gebeurtenissen. Een soort tussentijden, momentopnames die de volheid en volledigheid van het geobserveerde nooit kunnen benaderen. Het geheugen heeft bovendien de neiging om negatief gekleurde ervaringen steevast langer of krachtiger vast te houden dan aangename. In Situaties lijkt Eva Gerlach verschillende van die tussentijden aan te reiken, momenten tussen vertrekken en blijven zitten, tussen waken en slapen, tussen vergeten en vasthouden. Zonder het uitzicht bovendien op middelen ter genezing, ter bestrijding van die afwachtende, kwellende positie. ‘Al die tijd om iets vol te maken en leeg te maken’, zoals een van Gerlachs personages het leven met verlies verwoordt.

Situaties is een forse bundel. Maar liefst negen afdelingen, verspreid over 101 pagina’s. Eva Gerlach verliest echter nergens de thematiek uit het oog; integendeel, ze zet die door in de verschillende, soms erg vervreemdende luiken, en haakt de onderscheiden delen subtiel aaneen. Haar poëzie is weerbarstig, is tegelijkertijd vol en leeg, vast en los. Zowel de inhoud als de vorm zijn uitdagend: in elliptische zinnen, onderbroken en onderbrekende stemmen, overlopende gedichten, cursiveringen, vrije maar uitstekend gebalanceerde verzen slaagt ze erin de breekbaarheid, de onzekerheid, de strijd en de tussentijd te suggereren zonder in pathetiek te vervallen.

Situaties wordt bevolkt door bijwijlen erg vreemde personages. In ‘Pad tussenbeide’, de eerste afdeling, redt een ik-figuur een zwaargewonde ‘Pad’: ‘Niks namaals, ik wil je / hier’. Pad krijgt in een cyclus van vijf gedichten een heel aparte identiteit (toegekend door de redder). Hij leeft ‘tussen voet en voet […] losser uit de heupen dan de verwachte // Pad, de per studie verkregen / voorspelbare, die zijn huid losmaakt en eet of de klaptong / plakt om het vliegje’. Deze Pad danst, schuift de weg op, verplettert de auto’s, ‘gunt Haar zijn blafje; / pakt Haar, spuit op Haar snoeren. (God, zijn / uitbarstingen!)’. Maar Pad is ook honkvast, ‘[k]omt van onder zijn pot / haastig tevoorschijn, trekt zich haastig terug’; je ziet ‘van dan tot dan weinig verschil’. Eigenlijk helemaal niet zo speciaal dus. Pad blijkt niet zelf verantwoordelijk te zijn voor zijn bijzondere aard: ‘zo maak je / Pad. Een kwestie van turven. / Zo ongeveer. Zo een beetje.’ Pad bevindt zich ergens tussen de dood en het opdissen: de redder kan niet makkelijk loslaten, wil zich ‘[n]iet / haasten naar de verlossing’, en maakt van een pad veel meer: Pad.

‘Situaties’, het derde luik van de gelijknamige bundel, wordt eveneens erg ongewoon ingezet. De eerste regels: ‘I. loopt over de markt met het afgesneden / hoofd van zijn vrouw in zijn hand. Weet hij veel. Bij de haren / heeft hij het vast, een tas.’ Dit dreigende tafereel gaat meteen vergezeld van een nuancering: ‘Niet vaak was het zo / stil zijn leven, midden in alles is hij’. Het hoofd moest eraf omdat ‘zij dit soort dingen zei’ ? ‘Ik ben / een bouwsel van geest. Uit mijn oksels / kruipen de letters.’ ?; het hoofd, de tas sleept hij mee, liefst liet hij het thuis, maar ‘het wil niet // alleen gelaten, dreint en trekt’. Maar hij ‘wil niet weten waarom hij zo is als hij is’, ‘stelt weinig vragen. // Niet naar de oorzaak de noodzaak, / niet waar een woord als ‘waarheid’ hem aan doet denken’. I. heeft ‘[a]anspraak genoeg, maar // hij wil degene terug die woensdags belde / met geen andere boodschap dan ik kom langs (en dan klopte), / hoe weinig zij ook had van het Geluk’. Het gemis wordt niet bezworen door de herinnering. De herinnering is niets anders dan een valdeur, ‘niet wat hij wilde, / geen wereld van symptomen. Geen hard feit.’ I. bevindt zich op een ‘weg die hem verteert’; er is geen troost, er is geen mogelijkheid om de gemiste terug te brengen.

In de tweede cyclus, ‘Kwartier’, komt het verlies concreter opzetten. Iemand zit ‘met zichzelf’, zonder de ander, die hij bijna fysiek wil vastleggen, in zich wil krassen tegen het vergeten. ‘Hij wil haar / hebben, plan, beeld van haar bij zich en zijn lichaam // open tot op het bot getrokken in / kennis van haar, huid in zijn hoofd geslagen.’ Maar ‘hij weet dat zijn lichaam geen maat houdt, / wegglipt, op hem vooruitloopt, dingen verzwijgt ?’. Hier wordt het vergeten dubbel gezien: enerzijds is er het vergeten dat gaten brandt in de herinnering, anderzijds het vergeten dat onmogelijk is en ook de onmogelijkheid van herstel met zich meedraagt. ‘In zijn hoofd is het meer een begin van vervalsing’, ‘hij weet dat zijn lichaam een val is, dat hij geen recht / van uitgang heeft hier’. Alles is steeds anders, hij krijgt geen complete kijk op de dingen. ‘‘Hij die achter alles wilde komen’ […] is […] tussen hier en ginder een / draad kwijtgeraakt. Plan verschiet’. Het beeld van haar vervaagt. De taal, het woord fluit zijn lichaam los: ‘Een tijd lang loopt hij rond en weet niets van de dingen, // toch liggen zij helder als altijd precies op hun plaats.’

Het tweede gedicht uit de cyclus ‘Hellebosch’ lijkt een mogelijk, maar ontastbaar strijdmiddel aan te reiken.

   (schoonheid is wat in zichzelf zo past
   dat het een ruimte snijdt die er niet was,
   die vult met juist zijn afgemetenheid)

Schoonheid lijkt zo het tegengestelde van gemis: dat wat er nog niet is invullen tegenover dat wat er niet meer is nooit meer ingevuld zien. Die tipjes van (behulpzame) sluiers zijn zeldzaam in Situaties. Veeleer overheerst het permanente tussen, de hoop het onmogelijke te bewerkstelligen en het besef van het tegendeel: ‘Laat het niet bestaan hebben […] laat het er niet zijn geweest’.

   En de haakjes en ogen waarmee het
   gestrikt, ingesnoerd, voortgesleept, laat die
   openspringen voor de alfabetten
   aanschuiven eromheen. Dat niemand leest

Dit zesde gedicht uit de afdeling ‘Hellebosch’ sluit af met: ‘daar werd licht’. Een positieve noot, die echter wordt ontkracht door de bovenstaande onmogelijke wens aan het begin.

In ‘Schot’ (uit de afdeling ‘Laat het me zien’) verwoordt Eva Gerlach treffend haar situaties: ‘Het zijn de dingen tussenin, de on- / vaste, die je raken als een schot zaadpluis.’ Die zweven steeds tussen het gebeurde en het herinnerde, de interpretatie in. ‘Er is niemand / die het ziet zoals het is.’ (‘Kst’ uit dezelfde afdeling) Of zoals in ‘[wat je ziet heb je nodig]’ (uit de afdeling ‘Vlees en bloed’): ‘je denkt dit is nu en intussen word je / door het moment daar genaaid’.

In ‘Grote fuga’ komt Situaties tot een absoluut hoogtepunt. De kerncyclus bevindt zich ? net als het muziekstuk ? integraal tussen een openings- en een slotgedicht, die zich op hun beurt fragmentarisch tonen in het grote gedichtenblok. Ook inhoudelijk zet die compositie zich door: Lijf en Ziel spreken door elkaar over hun vader die er nu niet meer is. De hele afdeling baadt in een sfeer van dreiging ? ‘raakt me nergens aan Slaat hij / is het met de lat’, ‘die deur / zat dan op slot’, ‘Ziel met geen pink heeft hij me aangeraakt / Lichaam! omdat een stok veel schoner slaat!’ ? en suggestiviteit. Lijf en Ziel malen door elkaar, haspelen gestokt door elkaar het verleden af, steeds dubbelzinnig, steevast in tegenspraak. Die overdaad aan stemmen staat in een schril contrast met, en is tegelijkertijd de oorzaak van de weinige woorden die de vader sprak: ‘Pa’s Eerste Uitspraak: / Schoonheid is een leegte in het hoofd’. ‘[E]en schoonheid die je moeilijk vindt’, ook in ‘Grote Fuga’. Het gemis en de marteling van de herinnering is van alle generaties en van alle tijden. Woorden lijken alleen maar belemmering te zijn, lijken dingen te zeggen ‘zonder ze te zeggen’ (in het zevende gedicht uit de cyclus ‘Situaties’). De stilte lijkt dingen in stand te kunnen houden: ‘Weg die / gezegd kan worden is de Ware niet’. Maar de stilte verandert niets aan het gemis; dat is algemeengeldig: ‘Je houdt / niks vast wat je verliest ken je het best’.

Situaties is een fascinerend en uitdagend werk waarin beeld, woord, wereld, herinnering, gemis en leegte een gedwongen en onmogelijk samenspel aangaan. Eva Gerlach schrijft erg dicht op de huid, de lezer weet zich gegrepen, bijna even gekweld als de personages die tussen dichter en lezer staan. Nooit raakt ze echter verzeild in een gratuite pathetiek, de taal is de dichter te dierbaar. Ook de suggestie, de vrijheid. Deze tussentijd brandt gaten in uw zicht. Moge dat u bijblijven.

Eva Gerlach, Situaties. Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2006.
 Prijs: 17,95 euro

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

19 maart 2013

Zonder aanziens des persoons, ook als het de vijand is
Recensie door Hilde van Vlaanderen

Oorlogsparadijs van Nico Dros is een aanrader. Het is een aangename mix van een historisch gegeven, een subtiel liefdesverhaal en menselijke verhoudingen in oorlogsomstandigheden. Het boek leest vlot, de taal is helemaal passend in die tijd, de jaren ’40 tot ’60, en op de een of andere manier is dat heel prettig.