De herfst van Zorro,Al Galidi

Onlangs verscheen Al Galidi’s nieuwe dichtbundel, De herfst van Zorro, bij Meulenhoff | Manteau. Dezelfde uitgeverij bracht eerder dit jaar al de roman Maanlichtmoerassen uit, over een zeker mevrouw WC die strijdt voor de overwinning van haar binnenkant op haar buitenkant. Al Galidi’s personages zijn allerminst alledaags. Ook Zorro – de vos staat op de cover van de overigens prachtig vormgegeven bundel – is niet de charmante, doodeerlijke held die een zwierige ‘Z’ achterlaat op de bolle buiken van zijn rijke, noodzakelijkerwijs door de macht gecorrumpeerde tegenstanders; in Al Galidi’s wereld wordt Zorro een man zonder paard, zonder zwaard, zonder penis, een melancholische filosoof die alleen, naakt, in de herfst van zijn leven arriveert en mijmert.

De herfst van Zorro
valt na Zorro’s presentatie – zonder paard, zonder zwaard, zonder penis – aan de herfst uiteen in een drieluik: ‘Gedichten van de hoogste verdieping van Zorro’, ‘Gedichten van de middelste verdieping van Zorro’, ‘Gedichten van de laagste verdieping van Zorro’, respectievelijk ‘het hoofd’, ‘het hart’ en ‘de penis’ van Zorro. Die verschillende verdiepingen, die in wezen eigen verhalen vertellen, verwoorden ook samen de verdeeldheid die in Zorro schuilgaat. Niet alleen de tegenstelling met de ander valt de mijmerende Zorro op (duidelijke verwijzingen naar de onderscheiden tussen Irak, Al Galidi’s geboorteland, en Nederland, waar hij sinds 1998 woont); ook met de gespletenheid waaruit hijzelf bestaat, wordt hij geconfronteerd. Zo herinnert Zorro zich de ontmoeting met een boerin:

  In haar dromen,
  waar nooit een prins is geweest,
  ziet ze witte slaapwandelende treinen
  door eindeloze witte tunnels.
  Witte bussen
  door drukke witte straten.

  De witte dag
  eindigt met een witte nacht.
  In haar dromen
  gaat ze
  zonder dat iemand haar kent.

Al Galidi is op zijn sterkst in de confrontatie van gelijkenissen tussen verschillende culturen en de geheel verschillende perspectieven die in die culturen heersen. Zijn gedichten zijn bijwijlen hilarisch, zijn beeldspraak uiterst origineel. De gedachten en overtuigingen die als een persoonlijk relaas uit die beeldrijke gedichten naar voren komen, zetten wel degelijk iets op het spel. De eenvoud is maar schijn. Wat begint als een grapje, als een voorbeeld van hilariteit krijgt al snel een wrange nasmaak. En dat is Al Galidi’s enorme verdienste: hij stelt dingen aan de kaak, in en met een stem die onmogelijk de 'onze' kan zijn, en hij doet dat met overtuiging, meeslependheid en lef.

  In de eerste winter in Nederland
  ging ik naar de gemeente.
  ‘Jarenlang woon ik samen met mijn kachel.
  Ik wil met haar trouwen.’
  Het blauw viel
  uit de ogen van de ambtenaren,
  het blond
  verbrandde op hun hoofd.
  Zachtjes fluisterden ze,
  maar streng.
  ‘Dat kan niet.
  Zij heeft geen twee benen,
  geen twee ogen
  en geen grote mond.’

  De volgende winter
  ging ik naar de gemeente.
  ‘In deze kou red ik het niet alleen.
  In de naam van vrijheid, democratie
  en bitterballen,
  Ik woon samen met dit mugje.
  Ik wil met haar trouwen.’
  ‘Dat kan niet,’ zeiden ze zacht en streng,
  ‘ze heeft geen grote mond.’

  De volgende winter
  ging ik naar de gemeente.
  ‘Ik wil samenwonen met deze Nederlandse vrouw.
  Ze heeft twee benen,
  twee ogen
  en zeker een grote mond.’
  ‘Dat kan niet’, zeiden ze.
  ‘Jij hebt geen twee benen,
  geen twee ogen
  en geen kleine mond.’

  [‘De penis van Zorro had geen papieren om officieel te trouwen in Nederland’]

Al Galidi’s gedichten zijn gehuld (vaak duidelijk ‘verhuld’) in vlot leesbare, eenvoudige woorden en zinnen, die samen leiden tot verhalen, of verhaalfragmenten. Die eenvoud is niet te vinden op een inhoudelijk niveau. Al Galidi slaagt er met andere woorden in om door de beeldspraak die zich van niets anders lijkt te bedienen dan van talige eenvoud, veel betekenis te leggen. Hij is een dichter die met een ‘beheerste lichtheid’ schrijft (zoals een criticus van De Tijd zijn stijl in Maanlichtmoerassen geheel terecht beschreef), een lichtheid die dus niet een lichtheid in vorm en inhoud vertegenwoordigt, maar die het resultaat is van een temperende dichter.

Dat milderen in vorm heeft zijn redenen. Op zijn website laat Al Galidi weten dat de poëzie in Nederland dood is, dat alleen heel ‘oude vrouwen die nog steeds verliefd zijn op iemand of op het leven’, poëzie lezen. Daar hoeft men het niet mee eens te zijn. Wat belangrijk is, en kenmerkend voor Al Galidi’s stijl is wat hij meteen daarna zegt: ‘Na zijn eerste gedichtenbundel is Al Galidi op een andere manier gaan schrijven. Als mensen om zijn gedichten moesten lachen, dan was het goed. Als ze niet lachten en zeiden dat het wel een mooi gedicht was, dan veranderde hij het. Een paar gedichten veranderde hij niet, die heeft hij eigenlijk voor zichzelf geschreven. Ze zijn iets tussen sprookjes en gedichten in.’ De lach is een belangrijk gegeven in De herfst van Zorro: vrijwel altijd aanwezig maar tegelijk soms ook zo fout. De kans bestaat dat er dingen worden weggelachen, dat het alleen maar grappig wordt. Niet zo in Al Galidi’s poëzie. Die doet denken aan een voorstelling van de Jordaans-Amerikaanse danser Tarek Halaby, An Attempt, over hoe kunst de wereld niet kan redden. Die bracht veel inhoud op het podium (onder meer over Palestina, zelfmoordterroristen, de vijandigheid tussen zijn identiteit en de vervreemding die door anderen wordt bevorderd…), maar in de waas van comedy, in de waas van klunzigheid, in de waas van zijn Amerikaanse accent. Tot op het punt waar de lach ongemakkelijk wordt. Tot op het punt waar het publiek alle comfort wordt ontzegd.

Tot op het punt waar alle maskers afvallen.

Al Galidi, De herfst van Zorro. Meulenhoff | Manteau, Amsterdam / Antwerpen, 2006.
http://www.algalidi.com/

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

21 maart 2013

Vers zonder nieuw te zijn

Hier begint het leven, de nieuwste dichtbundel van Ruben van Gogh begint met de Big Bang, de geboorte van ‘Alles’ waaronder

binnen het geheel van ruimte-tijd
gevangen in de nietigheid

van zelfs nog minder dan
een stofje, een stipje

een ietsepietsje
ikje

In de korte tijd dat het er is, wordt het ikje verliefd, boos, is het soms wanhopig, een enkele keer gelukkig, rouwt het als het dierbaren verliest, kijkt het verbaasd om zich heen en is het soms innig tevreden met zichzelf.