De gevaren van de paardenkastanjemineermot
Uitgeverij Passage geeft eigenzinnige bloemlezingen uit. Eerder verschenen de bundels Kutgedichten en Klotengedichten. Gedichten over de mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen. Een logisch vervolg was Eikelgedichten geweest, maar het is Kastanjegedichten geworden. Dat was ook wat verwarrend voor Karel ten Haaf die in een lang gedicht een meisje aan het woord laat:
‘ze zei
godallemachtig mammoetslurf
en jezus man wat een hengstenzwengel en
dat is geen eikel meer dat is een paardenkastanje’
Samensteller Nanne Nauta vroeg bekende en onbekende dichters om een gedicht over de paardenkastanje (ik wist niet eens dat de gewone kastanjeboom officieel paardenkastanje heet). En daar is een reden voor: paardenkastanjes worden bedreigd door de mineermot en de bloedingziekte. De mineermot is voor de kastanjeboom wat de knut is voor een schaap. In een bijzonder houterig geschreven stuk voor in de bundel leggen Wichertje Bron en Arnold van Vliet nog eens de verwoestende werking van de paardenkastanjemineermot (3x woordwaarde) uit en ze kunnen nog weinig hoop bieden aan de kastanjesliefhebbers, want het onderzoek ‘is nog in volle gang’. Een loofwaardig initiatief dus van Nanne Nauta om nu reeds aandacht te vragen voor de gevaren die dreigen voor deze boom. En meer dan het onderwerp van de geslachtsdelendeeltjes leverde dit thema een stortvloed aan gedichten op.
Echte dichters weten van elk thema iets te maken. Diana Ozon bijvoorbeeld vergelijkt het vallen van de kastanjes op de daken van de auto’s met de free jazz van Han Bennink. En Ruben van Gogh vergelijkt de vallende kastanjes in zijn klankrijke en afgewogen gedicht met bommen die vallen. Jan Baeke heeft altijd intrigerende regels in zijn gedichten:
‘Hij kon ook zien dat menig tak voor vlinders
te fragiel was, dat hij doorboog onder
strakgetrokken verhalen.
Er had iemand gehangen, er had iemand
in een sloot gelegen.’
En zo zijn er wel meer geslaagde gedichten te vinden. Maar hemeltjelief, wat staat er een hoop rotzooi tegenover.
‘Kastanjetak
Kronkelend, eerst diepduikend
en dan weer
klimmend spoor
van een zoektocht naar het
licht.’
Wim Schot schreef dit nietszeggende haiku-achtige ding. Het lijkt of Nauta alles wat hij binnenkreeg wilde plaatsen. Kneuterige jeugdherinneringen en pathetische onzin: alles mocht.
‘Als dit alles verdwijnt
de enige remedie hakken
en branden is, verliest ook taal
zijn woorden en klanken.’
Nou, dat zal wel een beetje meevallen, Hannie Rouweler, maar we houden je er graag aan mocht het eens zover komen. Quirien van Haelen rijmelt er ook nog een versje uit, ik citeer even de rijmwoorden: Anje, haar, oranje, kastanje, zwaar, staar, nepchampagne, gepaar, klaar, franje, kruin, ban, kan, kastanjebruin. En hoppa, weer een bladzijde vol.
Het lezen van de bundel is kortom een wisselend genoegen. Een iets strenger toelatingsbeleid had een veel betere bundel opgeleverd. Die zit nu verscholen in het geheel en het is aan de lezer om de mooie gedichten eruit te halen. Het is voor een goede zaak moet je maar denken.
COEN PEPPELENBOS
NANNE NAUTA (RED) – Kastanjegedichten. Uitgeverij Passage, Groningen, 158 blz. 15,95