Onder het asfalt moeten de ruïnes van het paleis van Hadrianus liggen

Door Menno Hartman

Ik ga op reis en ik neem mee. Het schijnt het allerleukst te zijn boeken te lezen op vakantie die met de omgeving van doen hebben. Pieter Steinz heeft er veel handzame suggesties voor gegeven in onder meer Lezen op locatie. Atlas van de wereldliteratuur. Je zoekt er in op wat je moet lezen als je naar het buitenland gaat. En ik dacht altijd maar dat het het aardigst was om The Grapes of Wrath op de Fillipijnen te lezen, en Anna Karenina in Kenia, Konstantin Paustovski in Midden Amerika. Misschien legt het meteen een heel andere leesdoel bloot; je leert de cultuur beter kennen als je een boek leest dat ergens wortelt. Maar je maakt meer mee als je vanuit een scène in de sneeuw opkijkt naar een gifheet strand. Informatie versus amusement. Of inzicht versus escapisme.

Vooral dat laatste deed me besluiten dat het maar eens uit moest wezen met die wonderlijke cocktails. Geen escapisme meer: cultuurinzicht. Had ik dan ook maar werkelijk even opgezocht wat ik moest lezen in Griekenland. Dan had ik Konstantinos Kaváfis ’ Verzamelde gedichten bewaard voor een bezoek aan Egypte in plaats van ermee op een Grieks eiland te gaan zitten. Steinz had me kunnen leren dat Kavavis’ werk is samen te vatten met:  ‘Griekse nostalgie en homo-erotiek in de kosmopolitische havenstad Alexandrië’

Een misschien zinniger werkwijze is een stad bezoeken omdat er een auteur woonde die je aanspreekt. Rudy Kousbroek schrijft in Een zuivere schim in een vervuilde schepping. Over het werk van Konstantinos Kaváfis  hoe hij het woonhuis van Kaváfis  in Al-Iskandariya–zoas Alexandrië nu heet– zoekt. In het onderschrift bij een foto van een woonhuis in een straat op bladzijde 12: ‘ Sharia Sharm al-Sheich, van Sharia Zankarola naar Ash Shahid Salah Mostafa gezien. In het grote gebouw links bewoonde Kaváfis  de tweede verdieping. Het huis moet vrijwel nieuw geweest zijn toen hij het betrok: op kaarten van 1900 en eerder is dit stadsdeel nog niet bebouwd. Ergens onder het asfalt moeten de ruïnes liggen van het paleis van Hadrianus (134 na Chr.)’

In veel boeiender bewoordingen komt de pelgrimage van Kousbroek toch neer op de conclusie dat er nauwelijks iets terug te vinden is van de grote Griekse dichter in de nu Egyptische stad.

Kaváfis werd bekend met een corpus van 154 gedichten die postuum werden gepubliceerd. Tijdens zijn leven (1863-1933) verspreidde hij zo heel nu en dan een aantal van deze gedichten, op losse vellen gedrukt, onder vrienden. Een van de belangrijkste thema’s van zijn werk verklaart misschien die schroom: het hoofdwerk bevat een redelijk aantal gedichten met een homo-erotische lading. In Nederland verschenen twee belangrijke vertalingen van zijn werk, een van Mario Molengraaf en Hans Warren en een van G.H. Blanken.

Een ander belangrijk thema – en ik blijf Steinz gedurende dit stukje gewoon voortdurend gelijk geven –  betreft een hang naar de grote tijd van Alexandrië, de eerste eeuwen van de jaartelling, toen het een cultuurstad bij uitnemendheid was. Kaváfis  gebruikt in de gedichten die hierop betrekking hebben vaak minder bekende, soms niet bestaande historische figuren. Een aantal gedichten combineert beide thema’s.

De indruk die de lezing van dit hoofdwerk nalaat is heel sterk die van een verleden wereld die wordt opgeroepen – bijna met kracht uit de vergetelheid ontrokken – van schoonheid en lust die helaas vergaan is… verleden tijd. De dichter zit op een kamer in een stad waar je verder maar beter niet hard kunt roepen dat je van mooie jongens houdt en ziet een kaars branden:

Opdat ze komen —

‘Eén kaars is voldoende       Zijn zwakke licht
zal beter passen,       geeft mooier harmonie,
als schaduwbeelden komen,       de schimmen van de Liefde.

Eén kaars is voldoende.       De kamer moet vanavond
nauwelijks verlicht zijn.       Helemaal in sfeer van droom
en van verbeelding,       en met zo weinig licht –
zo, in die sfeer van dromen       zal ik mij daaraan overgeven
opdat ze kunnen komen,       de schimmen van de liefde.’

De ultieme mijmering, het staren in een kaars, maar niet de mijmering zelf, maar het hoopvol verwachten van de beelden die dat oplevert. Dit is een vlucht uit de kamer in de straat die toen nog niet Sharia Sharm al-Sheich heette, maar in Kaváfis ’ tijd Rue Rosette en in de oudheid Weg van Canopus.
Kaváfis  is afgesneden van alles waarvan hij houdt: het grootse Griekenland en het Alexandrië van de oudheid, de liefdes van zijn jeugd, en heel letterlijk van het vasteland van Griekenland: Alexandrië was tijdens zijn leven een Griekse enclave waar toch vooral Arabisch klonk, een taal die hij maar zeer beperkt beheerste. Hij wilde alleen maar op vakantie naar ‘vroeger’, en wat neem je dan mee?

Portret van een drieentwintigjarige jongeman, geschilderd door een vriend van dezelfde leeftijd, een amateur

‘Hij heeft het portret voltooid       gisteren op het middaguur.
Nu bekijkt hij de details.       Hij gaf hem weer in grijze
kleding, het jasje open       hangend, donker grijs, en
zonder vest en das.       Met een roze overhemd,
dat openstaat, opdat       ook iets te zien is van
de schoonheid van zijn borst,       de schoonheid van zijn hals.
Zijn voorhoofd aan de rechterkant       is bijna helemaal
door zijn haren overdekt,       door zijn mooie haren
(zo gekamd als hij       het dit jaar verkiest).
Volmaakt getroffen is       de toon van hedonisme,
die hij heeft willen geven,       toen hij de ogen schilderde,
toen hij de lippen schilderde…       Zijn mond, zijn lippen,
geschapen voor vervulling       van verfijnde erotiek.’

Dit gedicht is doordrongen van iets dat je ‘toenadering in afstand’ zou kunnen noemen. Een schilder die een portret heeft gemaakt van een ander, in het verleden (gisteren voltooid) en het nu bekijkt. In de eerste twee regels vind je al aanschouwing van iets dat in het verleden tot stand is gekomen, een portret. Het jasje  staat open, net als het gedicht zelf, als of de dichter door de cesuur in de regels binnen wil kijken naar de schoonheid van zijn borst.

In 17 van de 154 gedichten laat Kaváfis  dit wit door de regels lopen. Die 17 gedichten vormen een soort ‘ Kaváfis  for dummies’ een  staalkaart van zijn thema’s vanuit 1 aspect bezien. Zes of zeven spaties voor Kaváfis ’ thema van de eenzaamheid. Zes of zeven spaties voor zijn thema van het kunstenaarschap. Zes of zeven spaties om te bedenken wat je mee had wíllen nemen.

 

K.P. Kaváfis / Verzamelde gedichten / Athenaeum, Polak & Van Gennep / 2004 / Vertaling G.H. Blanken

Rudy Kousbroek / Een zuivere schim in een vervuilde schepping. Over het werk van Konstantinos Kaváfis / Uitgeverij Vriendenlust / Nijmegen 1988

Foto: Wikipedia

Bekijk ook:
manuscripten

foto’s

 

 

Om Literair Nederland draaiende te houden, zijn wij afhankelijk van vrijwillige bijdragen. U kunt ons steunen via de rode knop. Waarvoor onze hartelijke dank!

Recent

Literair Nederland - 10 jaar geleden

12 december 2013

Achter de schermen van De familie Doorzon
Recensie door Teunis Bunt

Autobiografie is een vreemd genre. Aan de ene kant schrijft iemand over zichzelf en aan de andere kant zal hij, om het overzicht te krijgen, enige afstand van zichzelf moeten nemen, en zijn jongere ik als een personage moeten beschrijven.

Dit delen: