Vacuüm en ozon heet de bundel waarmee Yves Coussement (1978) in 2004 bij Meulenhoff | Manteau debuteerde als dichter. Zeven afdelingen ? kortsluiting 7, blindganger, vacuüm en ozon, geurvlag, balzaal, ring, trilogie van het huis ? wisselen elkaar, in een schijnbaar willekeurige volgorde, af en haken in de opeenvolging van telkens afzonderlijke, ontheemde gedichten een vervreemdende bundel in elkaar.
Het openingsgedicht, ‘aequinoctium’, uit de afdeling ‘ring’:
een ring eindigt
met een doorzichtig mes
dat de dag doormidden snijdt.
zon en maan verwisselen van plaats
in mijn herinnering aan die dag.
tweemaal per jaar kleven ze
aan elkaar, elkaars evenaar
scherper stellend.
uit angst voor vergetelheid.
(en op straffe van parkinson.)
In Dirck Pietersz. Pers’ vertaling van Cesare Ripa’s Iconologia krijgt het lemma ‘Aequinottio della Primavera’ de volgende beschrijving: ‘[…] Aequinoctium is die Tijd, wanneer Dagh en Nacht even langh is, en datselve geschied tweemael des Iaers, d'eerste den XXI Martii, als wanneer de Sonne in het teycken van Aries gaet, ons den Lente toebrengende, en de tweede den XXIII Septembris, maeckende den Herbst, door de rijpigheyt van de vruchten. ’t Wort Aequinoctium genoemt, om dat die den evenaer der Waeghschaele gelijck is, die alles gelijck weeght, en dagh en nacht even lang maeckt.’ Twee keer per jaar, bij het begin van de lente en van de herfst, zijn dag en nacht even lang, kan de cirkel van de tijd precies in het midden worden doorgesneden. ‘En gelijck Sacrobosco seght, is het Aequinoctium een circkel, die de Sphaere in ’t midden doorsnijt, omringende het primum mobile, dienselven deelende in twee deelen, als mede de Polen der Werreld. […]’ Het aequinoctium neemt zelf die ringvorm aan, een ring die eindigt met een doorzichtig mes, en zo dag en nacht in gelijke delen verdeelt. Het omcirkelt het primum mobile, ‘de eerste beweger’ of de sfeer die in direct contact staat met God, dat zelf elke dag de tocht van oost naar west maakt.
In het tweede gedicht uit de afdeling ‘ring’, met de toepasselijke titel ‘boobytrap’, wordt die allusie op het goddelijke of oneindige herhaald: ‘de ring bewaart een geheim? / de zeldzaamheid in de lucht.’ De zeldzaamheid of oneindigheid, het goddelijke als concept, veronderstelt een zekere goedheid. Verderop in het gedicht verschijnt echter het woord ‘valstrik’, aangevuld met ‘behalve eromheen / of recht erdoor.’ Is het het geheim dat door een valstrik wordt beschermd? Of is die valstrik net het geheim? Vormen een vermijdende reis ‘eromheen’, of een brute tocht ‘recht erdoor’ de mogelijkheden om aan die valstrik te ontsnappen en het geheim te ontsluieren, of zijn het de enige mogelijkheden om aan de valstrik, het geheim zelf, te ontkomen? Wie is bang voor de vergetelheid (in het eerste gedicht)? Zijn dat dag en nacht of het oneindige zelf? Is parkinson de straf voor die vergetelheid? Zodat men kan vergeten dat men vergeet? En wie herinnert zich (opnieuw in het eerste gedicht) die dag? Is het de schepper van de ring, van het aequinoctium, of de schepper van het gedicht?
Het zijn tegelijk die onderliggende betekenis ? de symboliek ? van de vorm, en het beeldende ? de visuele identiteit ? van de vorm, die in Vacuüm en ozon op de voorgrond treden. Beeldend kunstenaar Yves Coussement brengt beide perspectieven aan, niet in of als gelijke delen, maar in een soort onevenwichtigheid. Het beeld is weerbarstig, vormen vertonen ? net als de ‘perfecte’ figuur van de ring ? plaatsen van aantasting, doorbreking. Plaatsen waar de zuiverheid van vorm in een toepassing of wereld verschijnt die vooropgestelde patronen of eigenschappen doorbreekt. Het beheersbare fysieke, vormelijke komt tegenover het emotionele te staan; het perfecte tegenover het aangetaste, grillige; het goddelijk oneindige tegenover het menselijk tijdelijke.
In de andere afdelingen van de bundel komt die grilligheid des te sterker naar voren. ‘niet-huis’ uit de afdeling ‘vacuüm en ozon’:
het belang van iets wat er niet is,
behang van een verlangen,
die kamer is lekker warm.
om zo verder te gaan
van de gang naar de keuken
met een verwachting in de pan.
om te willen eten van diens vervulling
als extra verhulling van vacuüm
in de woonkamer.
tussen luxaflex en blinde muur,
beide aan de buitenzijde.
spatbord, satelliet.
Het ‘behang van een verlangen’, de afwezigheid, het niet-vervuld-zijn. Dezelfde acte d’absence dringt door in elk van de gedichten. Steeds is er iets wat er niet is, of blijkt iets in te grote mate aanwezig te zijn. Er is geen midden met gelijke delen; de bundel trotseert de onevenwichtigheid. Vaak bevindt de afwezigheid zich op het niveau van de zintuiglijkheid. Blinden (mensen of vensterluiken), doofstommen bevolken de gedichten in Vacuüm en ozon. In een vreemd gevormde synesthesie wordt de waarneming een bijzonder spel: ‘de blinde muur had alles in de gaten’, ‘op het gevaar dat je dode / hoek aan het bespieden is’. De op het eerste gezicht bijna steriele gedichten van Yves Coussement dragen een enorme geladenheid en dynamiek met zich mee. Huizen, muren, trappenkokers, ramen stralen geen stabiliteit meer uit, maar gaan op elkaar inwerken en sturen zo de blik naar een alternatieve zienswijze. De ruimte neemt de rol van (bekeken) object op, maar legt die tegelijkertijd ook naast zich neer om zelf in te grijpen.
Vacuüm en ozon houden leegte en overdaad in. In het eerste geval is er luchtledigheid (lucht die er niet is), in het andere bevat de molecule een zuurstofatoom te veel. Leven is in beide omstandigheden onmogelijk. In de gedichten van Yves Coussement worden die plaatsen opgezocht of tot leven gebracht waar de twee sferen bijzondere levensvormen opleveren. Waar stabiliteit verschuift naar dynamiek, waar alle voorspelbaarheid wordt afgelegd. Waar de blinde vlek benoemt wat er niet is, en wat er wel is slechts bestaat in die blinde vlek.
Vormelijk is Vacuüm en ozon een bevestiging van de verscherpte ruimtelijkheid in de bundel, van de leegte en de overdaad. Titels en afdelingen worden op elke pagina in hun geheel aangereikt; alleen de blinde vlekken verbergen de juiste woorden. Alles valt af te leiden uit de plaatsing, verschillende parallelle lijnen verbinden gedichten met elkaar en hun afdeling, maar raken elkaar niet; ‘twee evenwijdige rechten snijden / elkaar in het oneindige.’
Yves Coussement publiceert onder meer in Revolver en DWB, en staat als jonge belofte in de bloemlezing Op het oog. 21 dichters voor de 21ste eeuw van samenstellers Maarten De Pourcq en Xavier Roelens (Uitgeverij P 2005).
Kurt Snoekx